Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting
SurinamerivierDe Surinamerivier bij het invallen van de avond, foto: Wikimedia CommonsDe heer N. Lemps schrijft een brief aan zijn zwager Cornelis Kuvelaer vanuit Suriname. De brief is gedateerd 15 januari 1672. Het lijkt erop dat hij al eerder een brief heeft geschreven waarin hij nog iets was vergeten te vermelden. Namelijk dat hij samen met Bastiaen Tijssen nog een handel heeft op de broer van Tijssen. Een deel komt Lemps ten goede. De broer heet Daniel Thijssen en is bakker in Veere. Lemps vraagt aan Cornelis Kuvelaer of hij dat voor hem wil afhandelen. Daarnaast vermeld Lemps dat hij voor 2.100 (onduidelijk is welke valuta hier worden bedoeld) een slaaf (‘negerman’) heeft gekocht via Cornelis Berger voor de nieuwe plantage. De afrekening laat nog even op zich wachten daar Lemps geen suiker voorhanden heeft en hij wil dit bedrag in suiker vergoeden aan Kuvelaer. Hij vraagt vriendelijk om moeder niet te belasten met eventuele betalingen. Lemps heeft dan liever dat het van zijn eigen deel wordt ingehouden. Na eenieder de bescherming van den Allerhoogste te wensen breekt hij zijn brief af.

Lemps
Maerten Lemps die op 10 november 1669 arriveerde in Suriname was getrouwd met Golken Ceuvelaer. Lemps arriveerde daar met Daniel Thijssen (Lemps schrijft over een Thijssen (Bastiaen, mogelijk een broer van Daniel?) in zijn brief aan Cornelis Kuvelaer.
De broer van Golken Ceuvelaer is Cornelis Ceuvelaer (Kuvelaer), koopman te Vlissingen.[1]
Deze Cornelis is de ontvanger van de brief.[2]

De reis naar Suriname
Golken Ceuvelaer was tien weken en vier dagen onderweg geweest van de Republiek naar Suriname en vlak na aankomst schreef ze erover aan haar broer en zus. Normaal gesproken kon men in acht weken wel in Suriname zijn. De reis duurde zo uitzonderlijk lang, dat haar echtgenoot, die al in Suriname was en haar op het bewuste schip verwachtte, bang was dat vijandige kapers hen tijdens de oversteek hadden overmeesterd. Tijdens de reis moesten de passagiers op rantsoen, aangezien men langer op zee was dan verwacht. Golken schreef dat ze aan boord regelmatig wenste dat ze bier kon drinken, ‘mijn buik vol’, maar dat ze zich met een pintje water per 24 uur tevreden moest stellen.[3]

Beelden van Suriname in Zeeland

Nieuwe Kaart van SurinameNieuwe kaart van Suriname door J. Ottens, eind 17de eeuwHet is moeilijk voor te stellen hoe bevreemdend het moet zijn geweest voor deze Zeeuwse om in een kolonie als Suriname terecht te komen. Ze had er in Zeeland wel over kunnen lezen: het gewest Zeeland verspreidde drukwerk waarin migratie naar de kolonie warm werd aanbevolen. In een dergelijk ‘vrydom’ stond hoe goed de condities in het land waren. Het klimaat werd enthousiast aangeprezen, en de kolonisten werd veel land beloofd als ze zouden migreren. Bovendien zou hun overtocht worden betaald door de Staten van Zeeland. De provincie wilde graag zoveel mogelijk kolonisten in Suriname en schilderde de toekomst daar dus rooskleurig af.

Naast dit reclamedrukwerk waren er wel beschrijvingen van de ‘Wilde Kust’ in boeken, met vaak tekeningen ter illustratie. Maar deze waren niet heel uitgebreid en konden Golken moeilijk voorbereiden op wat haar te wachten stond, als ze überhaupt dergelijke boeken in handen had gehad. Een vrouw van een gelukszoeker in Suriname zal niet bijzonder welvarend zijn geweest en in ieder geval waarschijnlijk geen boeken in bezit hebben gehad. Er waren wel betaalbare boeken over Amerika, maar hoe goedkoper het drukwerk, des te slechter en eenvoudiger de illustraties waren. Bovendien werden de illustraties in zwart-wit gedrukt en toonden ze vaak spannende of stereotypische taferelen die een boek populair zouden maken. Uitgevers hielden ook in de zeventiende eeuw al sterk rekening met wat het publiek verlangde.
Het is dan ook niet gek dat Golken vol verwondering schreef over haar aankomst in de kolonie. Zo schreef ze dat het een schoon land was, met groene bomen alsof dit het paradijs was van Adam en Eva. Maar, voegde ze toe, ‘bij nacht is het of het de hel is.’ Met de Surinaamse nachten is zoiets goed voor te stellen: de heldere sterrenhemel neemt niet weg dat het vroeg en snel donker wordt. Daarbij zijn de bizarre, voor Nederlanders onbekende geluiden die ’s nachts in het oerwoud door beesten worden gemaakt ronduit beangstigend. Zeker als je je bedenkt hoe weinig men destijds wist over die dieren, of ze gevaarlijk of giftig waren, of ze mensen zouden aanvallen of met rust laten, is het begrijpelijk dat Golken de nachten als een hel beschrijft.

Cadeaus uit de kolonie
Uit de opmerking van N. Lemps over de aankoop van één slaaf valt op te maken dat er anno 1672 nog heel spaarzaam slaven aanwezig waren in Suriname. Omdat niet duidelijk is met welke valuta hij betaald heeft weten we niet of de aankoop van slaven op dat moment heel duur of nog goedkoop was. Veel plantages moesten eerst van de grond af opgebouwd worden, waardoor pas later op grote schaal slaven werden aangekocht en aangevoerd.
In de kolonie stond Golken een sober bestaan te wachten. Er was weinig eten, en de plantage waar ze ging wonen was nog maar beperkt opgebouwd. Natuurlijk had de kolonie ook veel te bieden. Aan haar familie schreef ze dat ze hen zeker suiker ging sturen, het belangrijkste product van de kolonie, en verder zond ze hen appels en limoensap. Bovendien was ze van plan hen een ‘papgaee’ (een papegaai) te sturen, maar hiervoor zou ze op een volgend schip wachten. Kolonisten stuurden vaak suiker en limoensap naar hun familie. Vaak voegden ze hierbij de vraag of hun familie hen wat terug kon sturen: eten, of moeilijk verkrijgbare producten als kaas en schoenen en in Golkens geval ook spellen en andere zaken die in hun huishouden ontbraken.

Literatuur
*H. den Heijer, ‘Over warme en koude landen. Mislukte Nederlandse volksplantingen op de Wilde Kust in de zeventiende eeuw‘, in: De Zeventiende Eeuw 21 (2005) 79-90.
*M. van Groesen, ‘Barent Jansz. en de familie De Bry. Twee visies op de eerste Hollandse expeditie ‘om de West’ rond 1600’, in: De Zeventiende Eeuw 21 (2005) 29-48.
* Nettie Schwartz, ‘Weggaan of blijven? Brieven uit Suriname van Zeeuwse landverhuizers in 1672’, in: Archief (2012) 117 e.v.

Noten
[1] De site Gekaapte brieven bevat meerdere brieven van N. Lemps aan de familie Ceuvelaer en zijn zus Golken, onder meer de nummers: 110, 1018, 2322, 2332, 2337 en 2340.
[2] Zie ook: Nettie Schwartz, ‘Weggaan of blijven? Brieven uit Suriname van Zeeuwse landverhuizers in 1672’, in: Archief (2012) 117 e.v.
[3] TNA, HCA 30, inv.nr. 227/1, brief van Golken Ceuvelaer aan haar broer en zus, 11 januari 1672.

Bij deze context horen de volgende brieven: