Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud brief

RP-P-OB-60369Het einde van de zeeslag bij Doggersbank op 5 augustus 1781 tussen de Nederlandse vloot onder schout-bij-nacht Johan Zoutman en de Engelse vloot onder vice-admiraal Hyde Parker. Ets door Matthias de Sallieth, 1781, Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-OB-60.369Tobias Christiaan Rönnenkamp stuurde op 15 juni 1778 van Kaap de Goede Hoop in Afrika aan weduwe Schmieman en Zoonen in Middelburg een uittreksel rekening-courant
en meldde dat hij haar rekening had gecrediteerd met een bedrag van 3.753:5 daalders, zijnde de opbrengst van een obligatie ten laste van de oppermeester Ezechiël Lombard, en dat haar in totaal toekwam een bedrag van ƒ 3.648:8. Dit bedrag zou hij per de eerste gunstige gelegenheid overmaken.

Rekening courant van Rönnenkamp

Debet

       

1777

aan ’t bedragen van een assignatie op d’edele compagnie

     

5 april

weegens in cassa alhier getelde 220 ducatons,

     
 

bereekenende tot 72 st[uijver] ijder                      d[aalder]s 330:–

     
 

½ pro cento voor den cassier                                d[aalder]s     1:31

     
 

en voor ’t opmaken der assignatiën                      d[aalder]s     1.12

     
 

                                                                       r[ijks]d[aalder]s 332:43

     
 

zijnde à 48 stuijvers per r[ijks]d[aalder]s                                           h.c.       ƒ

  798

19

         

1778

       

10 februarij

aan een assignatie ten lasten van de heer Nicolaas

     
 

Willems tot Amsterdam, groot                             ƒ 1.200: –

     
 

genegotieerd met 6 pro cento agio                       ƒ       72: –            ƒ

1.272

         

15 junij

aan mijne provisie van geïncasseerde ƒ 5.660:7: –

     
 

à 2½ pro cento                                                                                   ƒ

   141

10

15 [dit]o

saldo haar e[dele] e[rentfeste] competeerende                                                     ƒ

3.648

8

         
 

Somma                                                                                     h.c.    ƒ

5.860

17

         

Credit

       

1777

       

1 februarij

P[e]r ’t bedragen van twee obligatiën, door de volgende

     
 

persoonen voldaan, als

     
 

door den schipper S. Willegaarts                                     ƒ 1.483:10

     
 

door den oppermeester F. Ellerbroek                              ƒ     424:2

     
 

                                                                                                  h.c.   ƒ

1.907

12

         

1 [dit]o

P[e]r contant apart ontfangen van gem[elte] oppermeester

     
 

Ellerbroek, teneijnde voor deszelfs reecq[ueninge] aan haar

     
 

e[del]e te worden geremitteerd                                                          ƒ

200

         

1778

       

9 maart

P[e]r ’t beloop eener schuldbrief ten lasten van den op-

     
 

permeester Ezechiël Lombard en door hem betaald

3.753

5

         
 

Somma                                                                                       h.c.  ƒ

5.860

17


Tobias Christiaan Rönnenkamp
Rönnenkamp was een welgesteld, vooraanstaand persoon aan Kaap de Goede Hoop. Hij was koopman en bekleedde ambtelijke functies. Hij was afkomstig uit Hamburg[1] en trouwde in 1756 Christina Hoffmann, dochter van Adolph Hoffmann.[2]
Hij behoorde tot de Lutherse kerk, was ouderling en lid van de Lutherse kerkenraad.[3]
Hij was lid van de Raad van Justitie, die op op 2 oktober 1766 in het kasteel De Goede Hoop vonnissen uitsprak tegen muiters van het schip Duinenburg van de VOC (kapitein Lourens Helmstroom) dat voorjaar 1766 voor de kamer Zeeland naar Batavia was vertrokken. [4]
Rönnenkamp was ook secretaris van de weeskamer.[5] Voorts was hij lid van de Politieke Raad.[6]
Rönnenkamps welstand bleek uit het feit dat hij negenentwintig slaven bezat.[7] Hij trof beschikkingen over hetgeen bij zijn overlijden met hen moest gebeuren. [8] In een bron uit 1873 wordt hij aangeduid als ‘ondercoopman en eerste gesworen clercq ter Politicque Secretarye.’[9]

Weduwe Schmieman
Over de weduwe Schmieman zijn geen verdere gegevens bekend, ofschoon zij klaarblijkelijk toch een handelsfirma dreef in Middelburg die al twee generaties bestond.

De Vierde Engelse Oorlog in de Oost
Het postvervoer van de VOC geschiedde rond de tijd van de Vierde Engelse Oorlog nog met de retourschepen van de compagnie, al werd in crisissituaties een enkele maal al gebruik gemaakt van jachten of pakketboten, een ontwikkeling die pas na 1780 structureel werd. Op de brieven zat nog geen port. De invoering van stempels waarop dit werd geheven en transport in speciale brievenkisten en via pakketvaart werd pas na 1783 geïnitieerd. Er was ook een postroute over land door het Midden-Oosten en via Italië, maar deze was zeer risicovol.
Groot-Brittannië had de Republiek op 20 december 1780 de oorlog verklaard. Dit met name naar aanleiding van de smokkelhandel met wapens vanuit het West-Indische eiland St. Eustatius naar de opstandige Amerikanen die zich onafhankelijk hadden verklaard van Groot-Brittannië. Ook het onderscheppen van een handelsovereenkomst tussen het gewest Holland en de Verenigde Staten (het zogenaamde ‘preparatoirlijk tractaat’) zette kwaad bloed. De uiteindelijke beslissing van de Republiek om zich aan te sluiten bij het Verbond van Gewapende Neutraliteit met Rusland en de Scandinavische landen, was de druppel die de emmer deed overlopen. Op de Noordzee wemelde het spoedig van de Britse marine- en kaperschepen, maar in West-Indië veroverden de eerste Britse troepen pas in februari 1781 de eerste Nederlandse bezittingen. In Oost-Indië duurde het bijna een half jaar voordat men op de hoogte was van het uitbreken van de oorlog.
Een eskader Britse schepen onder commodore George Johnstone werd eropuit gestuurd de Nederlandse Kaapkolonie te veroveren. Frankrijk kwam achter de plannen van deze missie en stuurde admiraal Bailli de Suffren uit om dit te dwarsbomen. Op 16 april 1781 ontmoetten beide vloten elkaar bij de Kaapverdische Eilanden, wat resulteerde in de slag om Porto Praya.
Suffren zeilde naar Kaap de Goede Hoop, terwijl Johnstone in Porto Praya achterbleef voor herstelwerkzaamheden. Het resultaat was dat Johnstone op een zeer goed verdedigde kolonie stuitte toen hij daar in juli aankwam. Hij besloot niet aan te vallen. Uit voorzorg hadden de Nederlanders hun vloot, beladen met goederen, westwaarts gestuurd en waren in de Saldanhabaai voor anker gegaan. Ze hadden orders in geval de Britten zouden opdagen, hun schepen in brand te steken en te doen zinken. Helaas waren ze niet erg waakzaam. Een van Johnstone’s fregatten, die de Franse driekleur voerde, onderschepte een Nederlandse koopvaarder, die de baai een dag tevoren richting het Oosten had verlaten. Dit schip was de Held Woltenmade onder kapitein Vrolijk. Hierdoor wist Johnstone waar de Nederlandse vloot zich ophield.
Johnstone kreeg op 21 juli 1781 de Nederlandse vloot in het vizier en voer de Saldanhabaai binnen, terwijl hij de Franse vlag voerde. Toen hij de Britse vlag hees, opende hij het vuur en verraste daarbij de Nederlanders compleet. De Nederlanders konden niet ontsnappen en besloten hun schepen liever te vernietigen, dan ze in Engelse handen te laten vallen. Daarom kapten ze de ankertouwen, verwijderden hun topzeilen en probeerden hun schepen te laten stranden. Toen dit was gedaan, trachtten ze hun schepen in brand te steken. Het lukte de Britten echter om de vuren te blussen, en de schepen de DankbaarheidParelHonkoop en Hoogkarspel werden in beslag genomen. Het schip de Middelburg brandde wel hevig en explodeerde. De lading van de schepen vertegenwoordigden een waarde van 3,3 miljoen gulden.[10] Er waren weinig Nederlandse slachtoffers en aan Engelse zijde zelfs niet één. De Britten stuurden de in beslag genomen schepen door naar Engeland. Slechts twee bereikten hun bestemming. Een Frans fregat viel de Hoogkarspel aan, maar deze wist te ontsnappen naar Mount’s Bay, voor de kust van Cornwall, vanwaar ze verder werd begeleid. Ook de Parel werd door twee Franse schepen aangevallen, maar ook zij wist te ontsnappen. De Dankbaarheid en de Honkoop gingen verloren. Het is niet duidelijk of dit het gevolg was van vijandelijkheden of van de grillen van de zee.
De Britten hadden de Dankbaarheid en de Honkoop verzekerd, zodat ze ondanks het verlies van beide schepen toch hun voordeel haalden uit het verzekeringsgeld. De meeste brieven bevonden zich aan boord van de Dankbaarheid, een schip van de VOC-kamer Rotterdam onder bevel van Hendrik Steedsel, dat op 20 januari 1781 vanuit Bengalen vertrok en van 25 april tot 13 mei bij Kaap de Goede Hoop verbleef. De brieven afkomstig uit de Dankbaarheid zijn met een Brits schip meegenomen naar Engeland. Het schip de Parel werd door de Britse kooplieden Charles en Edward Hague verkocht aan de Vlissingse handelsfirma Johannes Louijsse en Zoon, die het vervolgens weer doorverkocht aan de kamer Zeeland van de VOC. Deze had namelijk meerdere schepen verloren tijdens de oorlog.[11]

Literatuur
*Johan Francke, Al die willen te kaap’ren varen. De Nederlandse commissievaart tijdens de Vierde Engelse Oorlog, 1780-1784 (Zutphen, 2019).
*Willem de Bruin, De Gouden Rots. Hoe op St. Eustatius wereldgeschiedenis werd geschreven (Amsterdam, 2019).
*Barbara Tuchman, Het eerste saluutschot. De Amerikaanse vrijheidsstrijd en de Republiek (Houten, 1988).
*Perry Moree, Met vriend die God geleide. Het Nederlands-Aziatische postvervoer ten tijde van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (Zutphen, 1998).

Noten
[1] Hildemarie Grünewald Auf, auf, ihr Brüder. Deutsche in Südafrika (1992) 22.
[2] C. Wolf Mitteilungen (Deutsche Akademie 1935) 304.
[3] Hendrik Swellengrebel, G.J. Schutte Briefwisseling van Hendrik Swellengrebel Jr. oor Kaapse sake, 1778-1792 (Van Riebeeck-Vereniging, 1982) 240; John Hoge Die geskiedenis van die Lutherse kerk aan die Kaap (1938) passim; bron: Kaapse archiefstukken lopende over het jaar 1778 deel 1 (Cape Archives Depot, Cape of Good Hope (South Africa) 1783) 263.
[4] K. v. Tongerlo en F. Houttuin Nederlandsche post-ryder, geevende naauwkeurige berigten van de zaaken van staat en oorlog, zo in als buiten Europa, en van andere aanmerkelyke voorvallen, deel 30 (Utrecht/Amsterdam 1767) 42; Piet Westra en Dan Sleigh, De opstand op het slavenschip Meermin (Amsterdam, 2013) passim.
[5] Kaapse archiefstukken lopende over het jaar 1778-1779 deel 2 (Cape Archives Depot, Cape of Good Hope (South Africa)) 310.
[6] John Hoge a.w., 122.
[7] Ronit Ricci Exile in Colonial Asia: Kings, Convicts, Commemoration (University of Hawaii Press 2016) 185.
[8] Ronit Ricci a.w., 174.
[9] G. Fuldauer De Navorscher: Een middel tot gedachtenwisseling en letterkundig verkeer tuschen allen, die iets weten, iets te vragen hebben of iets kunnen oplossen 23ste jaargang. Nieuwe serie zesde jaargang (Amsterdam 1873) 231.
[10] Perry Moree, Met vriend die God geleide. Het Nederlands-Aziatische postvervoer ten tijde van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (Zutphen, 1998) 79.
[11] Idem, 78-80.

Bij deze context horen de volgende brieven: