Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

SK A 439Veroverde Engelse schepen na de Vierdaagse Zeeslag De veroverde schepen 'Swiftsure', 'Seven Oaks', 'Loyal George' en 'Convertine' worden het Goereese Gat binnengebracht na de Vierdaagse Zeeslag, 11-14 juni 1666, olieverf op doek, Willem van de Velde de Jonge, 1666, Collectie Rijksmuseum Amsterdam, SK-A-439Notaris Johannes Daniël maakt in opdracht van de WIC-kamer Amsterdam en de Staten-Generaal voor het High Court of Admiralty in Londen in 1652 een vertaling op van een Nederlandse attestatie. Aangezien het een officieel document van de Staten-Generaal betreft gaat de eerste pagina op aan het benoemen van alle titels die de prins van Oranje (in dit geval Willem II) bezit.
De bewindhebbers van de WIC-kamer Amsterdam willen het schip Bruinvis equiperen voor een reis naar Afrika en West-Indië binnen hun octrooigebied. Als schipper willen zij daarop aanstellen Johannes Regenorte. Regenorte zal voor zijn reis een commissie van de WIC verkrijgen om de schepen van Portugal aan te vallen die op en vanaf Brazilië varen. Een commissie was een kaperbrief, die in tijden van oorlog werd uitgegeven en alleen kon worden gebruikt tegen schepen van landen waarmee men in oorlog was. Weliswaar was de Tachtigjarige Oorlog geëindigd, maar niet de oorlog met Portugal, die duurde op dat moment nog voort. Een en ander volgens resolutie van de Staten-Generaal van 30 januari 1649. Indien Regenorte schepen op de Portugezen buit zal maken is hij verplicht deze op te brengen in Pernambuco (Recife), waar een Admiraliteitsraad zetelt. De commissie werd op 8 juni 1650 door de Staten-Generaal afgegeven en van een depeche voorzien door de bewindhebbers van de WIC op 28 juli 1650. Een dergelijke depeche was een zegel, dat naast de commissie van de Staten-Generaal noodzakelijk was om de kaperbrief rechtsgeldig te krijgen. De commissie was een zogenaamde ‘Letter of Marque’, of represaillebrief, want deze was alleen voor deze reis geldig. De commissie werd ondertekend door P. Corany en J. Hulersey en voorzien van een rood lakzegel, aldus Johannes Daniël, die dit in 1652 voor het High Court of Admiralty verklaarde.
Een tweede stuk werd hieraan toegevoegd. Dit betrof een samenvatting van de resolutie van de Staten-Generaal van 30 januari 1649. Hierin staat dat de gouverneurs van de WIC ter plaatse, zowel in Afrika, Brazilië als St. Thomas bevoegd zijn recht te spreken en over financiële middelen te beschikken tot een bedrag van 400.000 gulden. Tevens zijn zij gerechtigd om commissies en represaillebrieven te verstrekken. Tevens mag de WIC een garnizoen van ten minste 3.500 soldaten in Brazilië aanhouden. Indien de bemanning van het kaperschip hulp in een haven inschakelt dan worden daartoe 12% van de opbrengsten gerekend. Dit kan betaald worden in drie termijnen: een derde binnen zes weken en het tweede en derde deel zes maanden daarna. De resolutie werd ondertekend door J. van Ghent.
Vermoedelijk is het schip de Bruinvis tijdens de Tweede Engelse Oorlog in handen van de Engelsen gevallen en werden deze officiële commissies gebruikt om het schip vrij te krijgen. Dat wil zeggen, te betogen dat de Bruinvis alleen tegen de Portugezen opereerde. Het is niet waarschijnlijk dat de Britten, in oorlog met de Republiek, deze redenatie gevolgd zullen hebben.

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)
Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.

Literatuur
*J.R. Bruijn, 'Kaapvaart tijdens de tweede en derde Engelse Oorlog', in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 90 (1975) 408-429.
*Edwin Quak, De Nederlandse kaapvaart tijdens de Tweede en Derde Engelse Oorlog (Maasdijk/Leiden, 2006).
*J.R. Bruijn, The Dutch Navy of the seventeenth- and eighteenth centuries (Columbia (South Carolina), 1993).
*Gijs Rommelse, The Second Anglo-Dutch War (1665-1667). Raison d’état, mercantilism and maritime strife (Hilversum, 2006).
*A. Doedens, Liek Mulder, Nederlands-Engelse oorlogen. Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw, 1652-1674 (Zutphen, 2016).

Bij deze context horen de volgende brieven: