Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

St ChristoffelKaart van St. Christoffel (het huidige St. Kitts) uit 1729. De Zeeuwse nederzetting Caap Ster bevind zich in het uiterste noordwesten van het eiland, bron: Wikimedia CommonsOp 6 december 1664 schrijft Theophile Boucher vanuit St. Christoffel (St. Kitts) zijn vrouw, Susanneke Geleijns, wonend op de Kleine Markt in Vlissingen. Hij hoopt dat het haar, hun kind en ‘alle’ goed gaat. Zelf maakt hij het redelijk goed. Theophile laat zijn vrouw weten, dat hij met het schip van kapitein Leendert Matthijssen twee oxhoofden suiker heeft ingescheept met een gezamenlijk gewicht van 976 pond. Deze suiker maakt deel uit van een vorige scheepslading. Hijzelf had haar graag confijt willen sturen, maar de tijd die dat in beslag zou nemen bleek te kort. Susanneke mag zich de helft van de lading toeëigenen en de andere helft moet zij per wissel betalen aan Pieter van Wessem met als tussenpersoon Jacob Beeke. (‘Betaelt het.’).
Pieter van Wessem stuurt haar een partij suiker. De heer Sis zal de vracht per vrachtbrief afhalen en vervoeren van het schip van Leendert Matthijssen naar de opslag van Susanneke. Ten slotte beveelt Theophile Susanneke aan bij God en groet haar als liefhebbende man.

Het echtpaar Boucher-Geleijns
Susanneke Gelijns ging op 4 februari 1660 te Vlissingen in ondertrouw met Theophile Boucher (in het DTBL register onjuist Boucké genoemd). Theophile was eerder getrouwd geweest met Janneken Eduaerts van wie hij weduwnaar was. Susanna deed vermoedelijk in december 1653 belijdenis voor de Nederduitsch-gereformeerde kerk. Ze was toen nog woonachtig in het Groenewoud.[1] Het echtpaar heeft vermoedelijk een dochter gehad die Susanna Boucher werd genoemd. Deze komt vanaf de jaren negentig voor in Vlissingen was moeder van een dochter die ook Susanna werd genoemd.[2]

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)
Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.

Literatuur
*Gijs Rommelse, The Second Anglo-Dutch War (1665-1667). Raison d’état, mercantilism and maritime strife (Hilversum, 2006).
*A. Doedens, Liek Mulder, Nederlands-Engelse oorlogen. Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw, 1652-1674 (Zutphen, 2016).

Noten
[1] ZA, 7357 Hervormde Gemeente Vlissingen, inv.nr. 536 en DTBL Vlissingen 22, K 482, folio 276 verso.
[2] ZA, 7387, Familie van der Swalme, inv.nr. 5673, fol. 134. Deze dochter werd op 14 augustus 1691 gedoopt.

Bij deze context horen de volgende brieven: