Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud

RP-T-1902-A-4662Gezicht op Colombo vanaf Overloop de Beer, tekening door Cornelis Steiger, ca. 1710, Rijksmuseum Amsterdam, RP-T-1902-A-4662Opgetogen schrijft oom L. Moens op 14 december 1780 vanuit Middelburg zijn neef Daniël de Bok dat het hem ‘lief’ was, alle goederen in goede orde te hebben ontvangen vanuit Colombo. Ook heeft hij zijn twee brieven van 13 en 18 januari van dat jaar ontvangen. Een relatief snelle postbezorging vanuit het verre Ceylon.
Komberge, de ‘derdewaak’ (derde stuurman) is Moens komen bedanken dat hij hem aanbevolen had bij Daniël en was zeer tevreden dat deze laatste hem zo vriendelijk bejegend had. Moens bedankt Daniël daarvoor en vraagt hem nu op verzoek van diens ouders, om recommandatie voor de ‘ondertimmerman’ Boeke, opdat deze ‘spoedig moge thuisvaren.’
Daniël heeft zijn oom een tabaksdoos gestuurd uit de boedel van de heer Ageling, die Moens ‘bijzonder na genoegen’ is. Met een groet aan Daniël en diens ‘beminden’ neemt hij afscheid.

Levinus Moens
Levinus Moens overleed op 19 september 1818 op 73-jarige leeftijd te Middelburg. Hij moet dus omstreeks 1745 geboren zijn. Hij was op 27 mei 1782 getrouwd met Dina Smijtegelt. Beiden waren toen weduwnaar en weduwe. Dina overleed in februari 1798 op op 35-jarige leeftijd en werd in de Nieuwe Kerk begraven. Nadien hertrouwde Levinus niet meer.[1] Levinus Moens woonde vermoedelijk aan de Markt, waar hij op 25 juni 1781 voor 870 Pond Vlaams (5.226 gulden) een huis kocht van Gerardus Beljaart.[2] Vermoedelijk was hij werkzaam als makelaar. Hij verkocht meerdere huizen in de binnenstad van Middelburg.

De Vierde Engelse Oorlog in de Oost
Het postvervoer van de VOC geschiedde rond de tijd van de Vierde Engelse Oorlog nog met de retourschepen van de compagnie, al werd in crisissituaties een enkele maal al gebruik gemaakt van jachten of pakketboten, een ontwikkeling die pas na 1780 structureel werd. Op de brieven zat nog geen port. De invoering van stempels waarop dit werd geheven en transport in speciale brievenkisten en via pakketvaart werd pas na 1783 geïnitieerd. Er was ook een postroute over land door het Midden-Oosten en via Italië, maar deze was zeer risicovol.
Groot-Brittannië had de Republiek op 20 december 1780 de oorlog verklaard. Dit met name naar aanleiding van de smokkelhandel met wapens vanuit het West-Indische eiland St. Eustatius naar de opstandige Amerikanen die zich onafhankelijk hadden verklaard van Groot-Brittannië. Ook het onderscheppen van een handelsovereenkomst tussen het gewest Holland en de Verenigde Staten (het zogenaamde ‘preparatoirlijk tractaat’) zette kwaad bloed. De uiteindelijke beslissing van de Republiek om zich aan te sluiten bij het Verbond van Gewapende Neutraliteit met Rusland en de Scandinavische landen, was de druppel die de emmer deed overlopen. Op de Noordzee wemelde het spoedig van de Britse marine- en kaperschepen, maar in West-Indië veroverden de eerste Britse troepen pas in februari 1781 de eerste Nederlandse bezittingen. In Oost-Indië duurde het bijna een half jaar voordat men op de hoogte was van het uitbreken van de oorlog.
Een eskader Britse schepen onder commodore George Johnstone werd eropuit gestuurd de Nederlandse Kaapkolonie te veroveren. Frankrijk kwam achter de plannen van deze missie en stuurde admiraal Bailli de Suffren uit om dit te dwarsbomen. Op 16 april 1781 ontmoetten beide vloten elkaar bij de Kaapverdische Eilanden, wat resulteerde in de slag om Porto Praya.

Suffren zeilde naar Kaap de Goede Hoop, terwijl Johnstone in Porto Praya achterbleef voor herstelwerkzaamheden. Het resultaat was dat Johnstone op een zeer goed verdedigde kolonie stuitte toen hij daar in juli aankwam. Hij besloot niet aan te vallen. Uit voorzorg hadden de Nederlanders hun vloot, beladen met goederen, westwaarts gestuurd en waren in de Saldanhabaai voor anker gegaan. Ze hadden orders in geval de Britten zouden opdagen, hun schepen in brand te steken en te doen zinken. Helaas waren ze niet erg waakzaam. Een van Johnstone’s fregatten, die de Franse driekleur voerde, onderschepte een Nederlandse koopvaarder, die de baai een dag tevoren richting het Oosten had verlaten. Dit schip was de Held Woltenmade onder kapitein Vrolijk. Hierdoor wist Johnstone waar de Nederlandse vloot zich ophield.

Johnstone kreeg op 21 juli 1781 de Nederlandse vloot in het vizier en voer de Saldanhabaai binnen, terwijl hij de Franse vlag voerde. Toen hij de Britse vlag hees, opende hij het vuur en verraste daarbij de Nederlanders compleet. De Nederlanders konden niet ontsnappen en besloten hun schepen liever te vernietigen, dan ze in Engelse handen te laten vallen. Daarom kapten ze de ankertouwen, verwijderden hun topzeilen en probeerden hun schepen te laten stranden. Toen dit was gedaan, trachtten ze hun schepen in brand te steken. Het lukte de Britten echter om de vuren te blussen, en de schepen de Dankbaarheid, Parel, Honkoop en Hoogkarspel werden in beslag genomen. Het schip de Middelburg brandde wel hevig en explodeerde. De lading van de schepen vertegenwoordigden een waarde van 3,3 miljoen gulden.[3] Er waren weinig Nederlandse slachtoffers en aan Engelse zijde zelfs niet één. De Britten stuurden de in beslag genomen schepen door naar Engeland. Slechts twee bereikten hun bestemming. Een Frans fregat viel de Hoogkarspel aan, maar deze wist te ontsnappen naar Mount’s Bay, voor de kust van Cornwall, vanwaar ze verder werd begeleid. Ook de Parel werd door twee Franse schepen aangevallen, maar ook zij wist te ontsnappen. De Dankbaarheid en de Honkoop gingen verloren. Het is niet duidelijk of dit het gevolg was van vijandelijkheden of van de grillen van de zee.
De Britten hadden de Dankbaarheid en de Honkoop verzekerd, zodat ze ondanks het verlies van beide schepen toch hun voordeel haalden uit het verzekeringsgeld. De meeste brieven bevonden zich aan boord van de Dankbaarheid, een schip van de VOC-kamer Rotterdam onder bevel van Hendrik Steedsel, dat op 20 januari 1781 vanuit Bengalen vertrok en van 25 april tot 13 mei bij Kaap de Goede Hoop verbleef. De brieven afkomstig uit de Dankbaarheid zijn met een Brits schip meegenomen naar Engeland. Het schip de Parel werd door de Britse kooplieden Charles en Edward Hague verkocht aan de Vlissingse handelsfirma Johannes Louijsse en Zoon, die het vervolgens weer doorverkocht aan de kamer Zeeland van de VOC. Deze had namelijk meerdere schepen verloren tijdens de oorlog.[4]

Literatuur
*Johan Francke, Al die willen te kaap’ren varen. De Nederlandse commissievaart tijdens de Vierde Engelse Oorlog, 1780-1784 (Zutphen, 2019).
*Barbara Tuchman, Het eerste saluutschot. De Amerikaanse vrijheidsstrijd en de Republiek (Houten, 1988).
*Jan Willem Schult Nordholt, The Dutch Republic and American Independence / Voorbeeld in de verte. De invloed van de Amerikaanse Revolutie in Nederland  (Chapel Hill, 1982/Baarn, 1979).

Noten
[1] ZA, 25 Burgerlijke Stand Zeeland, inv.nr. MDB-O-1818; 164, inv.nr. 535-540b. Verzameling Genealogische Afschriften; 511, Rekenkamer D, inv.nr. 60561.
[2] ZA, 511, Rekenkamer D, inv.nr. 69601.
[3] Perry Moree, Met vriend die God geleide. Het Nederlands-Aziatische postvervoer ten tijde van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (Zutphen, 1998) 79.
[4] Idem, 78-80.

Bij deze context horen de volgende brieven: