Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud brief

Aruba Curacao Bonaire 1860Kaart van Aruba, Curaçao en Bonaire in 1860. Nederlandse Antillen, Rijksmuseum NG-1064-10Janneke Molemans (Janken Mooelemans) schreef op 28 september 1664 een brief aan haar man Leendert Mathijssen. Deze was schipper op het schip de Roselaar, dat in West-Indië verbleef en negen weken over de oversteek had gedaan. Matthijssen was waarschijnlijk zo gelukkig geweest de brief ontvangen te hebben want deze komt uit een doos met brieven die door de Engelsen is buitgemaakt en verder vooral brieven aan het thuisfront bevat.
Janneke meldde dat dat ze nog gezond was en hetzelfde hoopte te horen van haar man en het haar veel leed zou dien iets anders te horen: ‘dat weet Godt de Heere die en kender van alls herten is.’ Ook in volgende zinnen geeft Janneke aan een gelovig mens te zijn.
Ze geeft aan een brief van haar man ontvangen te hebben via de schipper Mattheus Lievensen. Daaruit had ze wel begrepen dat Leendert tijdens de reis veel hoofdpijn en kiespijn had gehad. Daarover was ze bedroefd geweest, maar ook dankbaar dat dit weer achter de rug was. Ook begreep ze dat hoewel in Vlissingen geruchten gingen dat de reis in vier tot vijf weken was gemaakt, deze in werkelijkheid wel negen weken duurde. Ze liet haar man tevens weten zelf twee brieven geschreven te hebben aan hem, eentje met schipper Gerrit Tange en eentje met diens timmerman, al blijkt ze zeer verwonderd zelf niet meer post van Leendert te hebben ontvangen, zoals met schipper Jan Lauwe. Het scheepsvolk aan boord van diens schip had zelf beweerd dat Leendert Matthijssen haar in het geheel niet geschreven had noch hun zoon Sander, iets wat zij niet begrijpen kon.
Ook had Janneke uit zijn schrijven begrepen dat hij nog totaal geen vracht had kunnen krijgen om retour mee te nemen. Janneke wil echter niet dat hij zich daardoor bezwaard zou voelen omdat het Gods wil is. Bovendien was de reis in Vlissingen voor 1.200 gulden verzekerd. Uit de brief blijkt niet of de schipper die verzekering had getroffen of dat de reder dit had gedaan. Janneke zelf zegt £ Vlaams 8:10 (51 gulden) van de verzekering ontvangen te hebben.
In Vlissingen is er veel vrees voor oorlog met de Engelsen, dus hoopt Janneke dat God Leendert goed beschermen zal op zijn tocht naar huis. Ze zou hem nog veel kunnen schrijven maar hoopt hem vooral zelf weer te kunnen spreken, want ze verlangt erg naar hem. Ze wenst hem duizend goede nachten en groet hem ook namens zijn zoon Sander (die hem zonder dat zij het hem ingaf de groeten aan hem deed) en haar zussen Maaike en Cornelia en zijn moeder.

Leendert Matthijssen en Janneke Molemans
In de tijd van de Tweede Engelse Oorlog komt in de archivalia slechts één Leendert Matthijssen voor in Vlissingen. Deze deed in september 1653 belijdenis voor de Nederduits Gereformeerde kerk in de stad. Hij was toen al weduwnaar en woonde in de Schoolstraat. Dat betekent dat Janneke niet zijn eerste vrouw was.[1] Janneke werd niet aangetroffen in de archieven, maar haar zus Maaike wel. Deze wordt als Maijken Molemans vermeld als lidmaat van de Nederduits Gereformeerde kerk in Vlissingen, waar zij op 29 juni 1655 werd ingeschreven. Zij was woonachtig in het Groenewoud.[2] 

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)

SK A 439Veroverde Engelse schepen na de Vierdaagse Zeeslag De veroverde schepen 'Swiftsure', 'Seven Oaks', 'Loyal George' en 'Convertine' worden het Goereese Gat binnengebracht na de Vierdaagse Zeeslag, 11-14 juni 1666, olieverf op doek, Willem van de Velde de Jonge, 1666, Collectie Rijksmuseum Amsterdam, SK-A-439Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.

Literatuur
*J.R. Bruijn, The Dutch Navy of the seventeenth- and eighteenth centuries (Columbia (South Carolina), 1993).
*Gijs Rommelse, The Second Anglo-Dutch War (1665-1667). Raison d’état, mercantilism and maritime strife (Hilversum, 2006).
*A. Doedens, Liek Mulder, Nederlands-Engelse oorlogen. Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw, 1652-1674 (Zutphen, 2016).

Noten
[1] ZA, DTBL Vlissingen, register K 482, fol. 275.
[2] ZA, DTBL Vlissingen, register K 483, fol. 10.

Bij deze context horen de volgende brieven: