Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

PB000534De Nieuwendijk in Vlissingen omstreeks 1900, met in het midden het Lampsinshuis zichtbaar tussen de bomen, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. PB000534 Willem Carkens schrijft op 1 maart 1664 vanuit Vlissingen een brief en geeft zich moeite om het vertrouwen te winnen van de heer De l’Isle, bankier bij de bank Forne, gevestigd in Parijs.
Om zekerheid over ontvangst te hebben meldt hij dat hij op 22 februari zijn laatste brief aan l’Isle geschreven heeft en op diezelfde dag ook een brief van hem ontving. Ook heeft hij zijn wisselbrieven ontvangen en zal te zijner tijd zorg dragen voor het terug betalen hiervan.
Wat de slaven aangaat vraagt hij De l’Isle vertrouwen in hem te hebben in de transactie. Hij zal zowel de mannelijke als de vrouwelijke slaven uit Lago, gezond en wel (‘zoals gebruikelijk’) op Martinique verkopen. Met Lago wordt zeer waarschijnlijk St. Jago (nabij Elmina) ofwel Fort Coenraatsburg bedoelt. Uit deze zin blijkt wel dat Carkens een harde maar waarschijnlijk ook goede handelaar is. Hij weet vanuit Vlissingen immers in het geheel niet op welke wijze de slaven vervoerd worden, hoe de toestand aan boord is, noch in welke gezondheid deze mensen aan de overkant van de oceaan zullen arriveren. Carkens verwacht evenwel met gezonde en sterke slaven een goede winst te behalen. Zaak is volgens op voorhand de slaven te verkopen die te oud noch te jong zijn en daarmee de winst binnen te halen. Mocht zich onverhoopt de pest voordoen in Amsterdam dan zal hij de prijzen verhogen. In Middelburg hoopt hij met kopers tot overeenstemming te komen over afbetaling of contante betaling. Hij wil vanuit Vlissingen zijn zaken afwikkelen. Hij staat daar persoonlijk borg voor. Willem Carkens zal zijn plicht doen, zodat de heer De l’Isle tevreden is na afloop van de transactie. Met enige beleefdheidsuitwisselingen beëindigt Carkens zijn brief.

Het is enigszins onduidelijk hoe Carkens zijn brief verstuurd heeft. Op de envelop staat vermeld ‘par Ibis’, maar dat is zowel onduidelijk geschreven als onduidelijk welk transportmiddel dit kan zijn. Het kan zowel een schip als postkoets betreffen immers gezien de bestemming. Uit de brief wordt duidelijk dat Carkens een financiering van een slavenreis aan de bank moet terugbetalen. Aangezien deze brief op persoonlijke titel is geschreven kunnen we ervan uit gaan dat het hier om een vroeg bewijs van een illegale slavenreis handelt ofschoon de slaven waarschijnlijk wel bij fort Coenraatsburg werden ingekocht, zijn ze daarna naar het Franse eiland Martinique vervoerd.

Helaas is over de persoon Willem Carkens noch de Parijse bank en de daar werkzame heer l’Isle vooralsnog iets teruggevonden.

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)

SK A 439Veroverde Engelse schepen na de Vierdaagse Zeeslag De veroverde schepen 'Swiftsure', 'Seven Oaks', 'Loyal George' en 'Convertine' worden het Goereese Gat binnengebracht na de Vierdaagse Zeeslag, 11-14 juni 1666, olieverf op doek, Willem van de Velde de Jonge, 1666, Collectie Rijksmuseum Amsterdam, SK-A-439 Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.

Literatuur
*J.R. Bruijn, The Dutch Navy of the seventeenth- and eighteenth centuries (Columbia (South Carolina), 1993).
*Gijs Rommelse, The Second Anglo-Dutch War (1665-1667). Raison d’état, mercantilism and maritime strife (Hilversum, 2006).
*A. Doedens, Liek Mulder, Nederlands-Engelse oorlogen. Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw, 1652-1674 (Zutphen, 2016).

Noten



Bij deze context horen de volgende brieven: