Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief
Bordeaux RP-F-2001-7-1540-27De haven van Bordeaux, ca. 1840, prent door Friedrich Salathé, collectie Rijksmuseum Amsterdam, RP-F-2001-7-1540-27. Schipper Jan Isackszoon Keuvel ligt met zijn schip de Post bij Blaye, vlakbij Bordeaux en schrijft op 27 januari 1666 een brief aan zijn vrouw Maaike Keuvel-Jacobs die in Veere woont. Jan laat weten nog goed gezond te zijn en hoopt hetzelfde van zijn vrouw en kinderen. Hij laat weten haar brief van 8 januari te hebben ontvangen, hetgeen betekent dat deze binnen twintig dagen is gearriveerd. Hij heeft daaruit begrepen dat Maaike klaagt dat zij geen brieven van hem ontvangt, maar hij zegt er veel gestuurd te hebben, alleen in januari al drie. Ook heeft hij tot zijn ontsteltenis gelezen dat zijn vrouw ziek was, hetgeen maakt dat hij bij haar kon zijn: ‘ende mijn wenschen is als heuwe dat ick met mijn naeckt lijf bij u was.’ Hij kan nu echter niets anders dan de reis voortzetten en weer thuiskomen. Hij heeft zijn vrouw een half bosje kastanjes gestuurd met kapitein Claes Stoop. De brief die Stoop ook meeneemt maakt daar ook gewag van. Hij heeft ook nog een pot met gedroogde peren van vijf tot zes pond meegestuurd. Tevens heeft hij vanaf Bordeaux al vijf brieven aan Maaike verzonden. Hij hoopt in mei weer thuis te zijn van zijn reis.

Keuvel
In december 1715 overlijdt Isaak Keuvel te Veere, die een vrouw nalaat. Er vanuit gaande dat de briefschrijver in 1666 begin twintig is geweest zou dit kunnen, maar waarschijnlijker is dat dit een zoon betreft.[1]
Op 31 oktober 1671 laat Maijken Jacobs zich als lidmaat van de Nederduitsch-Gereformeerde kerk te Veere inschrijven.[2]

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)
SK A 439Veroverde Engelse schepen na de Vierdaagse Zeeslag De veroverde schepen 'Swiftsure', 'Seven Oaks', 'Loyal George' en 'Convertine' worden het Goereese Gat binnengebracht na de Vierdaagse Zeeslag, 11-14 juni 1666, olieverf op doek, Willem van de Velde de Jonge, 1666, Collectie Rijksmuseum Amsterdam, SK-A-439 Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.

Literatuur
*J.R. Bruijn, The Dutch Navy of the seventeenth- and eighteenth centuries (Columbia (South Carolina), 1993).
*Gijs Rommelse, The Second Anglo-Dutch War (1665-1667). Raison d’état, mercantilism and maritime strife (Hilversum, 2006).
*A. Doedens, Liek Mulder, Nederlands-Engelse oorlogen. Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw, 1652-1674 (Zutphen, 2016).

Noten
[1] ZA, toegang 511, Rekenkamer D, begraaflijsten ontvangers collaterale successie, inv.nr. 456
[2] ZA, DTBL Veere 2 (NG Lidmatenregister), 31 oktober 1671


Bij deze context horen de volgende brieven: