Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting brief december 1671

Fort Zeelandia 62567Plattegrond van Fort Zeelandia in Suriname, ca. 1710, tekeningen en prenten, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 62567B. van der Meulen stuurt vermoedelijk in december 1671 vanuit Suriname een niet gedagtekende, brief aan de solliciteur David Kemp in Middelburg en verwijst naar een factuur en een cognossement waaruit blijkt wat is verscheept voor rekening van Philippus Julius Lichtenberg in het schip ’t Fort Zeelandia, te weten zeventien oxhoofden suiker, een moscovade die zo zuiver is als nooit eerder uit Suriname is verzonden. Hij verzoekt die voor de hoogste prijs te verkopen.
Er is verschil tussen de suiker in diverse vaten, maar het is één (soort) suiker. Het verschil wordt veroorzaakt door omstandigheden in het purgeerproces. De briefschrijver wil graag vernemen welke ervaringen men heeft bij de verwerking van deze suiker en tegen welke prijs die is verkocht. Hier zeggen sommigen van hun principalen te hebben vernomen dat er 20% à 25% ondergewicht was geconstateerd. Er zijn er in Suriname die manieren bedenken om de suiker zwaarder te maken en aangeven dat te moeten doen om hun schulden te kunnen betalen. Hij vindt dat niet eerlijk en spreekt van Jodenpraktijk. Men wacht in Suriname met smart op de komst van het schip van kapitein Jan Andriessen en hij hoopt dat de goederen door de heer Lichtenberg besteld daarmee mee zullen komen evenals hetgeen dat hijzelf heeft besteld.
Men hoopt ook op een goede timmerman en een kuiper, die men in Suriname hard nodig heeft; schepen zijn opgehouden door gebrek aan vaten. Men dient zijn eigen gereedschap mee te brengen. Ook brengt Van der Meulen in herinnering dat goed naar de kwaliteit van het pokhout moet worden gekeken, omdat er veel zieke bomen zijn gekapt.
Er is ook behoefte aan medicijnen. Hij heeft een lijst van de chirurgijn bijgevoegd. Hij verzoekt een en ander per eerste gelegenheid te sturen. Tevens vraagt hij om een vaatje anijs, want daarvan hebben ze op de plantage veel nut gehad.
Hij voegt voor gebruik in de keuken een monster van de suiker in de vaten bij.

Brief 24 december 1671
Suikermolen Suriname HCA30 1058Tekening van een op waterkracht aangedreven suikermolen uit 1672, foto: J. Francke, mei 2017, bron: TNA, HCA 30, inv.nr. 1058 Van der Meulen stuurt op 24 december 1671 uit Suriname aan de solliciteur David Kempe in Middelburg een begeleidende brief bij een cognossement dat een eerder cognossement vervangt, dat abusievelijk niet was ondertekend. Hij meldt dat zijn gearriveerd kapitein Claes Raes met een schip met slaven en kapitein Jan Dimmisen met het schip De Bijcorff, schipper Jacob Boete, die geen brief van Kemp meebrachten. Hij hoopt nu op de komst van kapitein Jan Andriessen, die wellicht wel een brief bij zich heeft.

Datum brief

De ene, korte brief is van 24 december 1671, de andere, lange brief bevat plaats noch datum. De korte brief spreekt van een verbeterd cognossement, waarmee mogelijk het cognossement behorend bij de lange brief is bedoeld. Als deze veronderstelling klopt, dateert de lange brief van vóór 24 december 1671.

David Kemp
Op 16 oktober 1672 wordt David Kemp benoemd tot diaken in de kerkenraad van de Nederduitsch-Gereformeerde Gemeente in Middelburg. Op 18 september 1676 en later nogmaals op 17 januari 1683, 19 januari 1686 en 21 januari 1691 volgen benoemingen tot ouderling. Hij heeft deze functie wellicht vier maal een periode van vier jaar vervuld.[1] Bij resolutie van de Staten van Zeeland van 22 april 1684 ontving Kemp als appointé (oude en/of invalide militair) een uitkering tot aan zijn overlijden. Op 26 juli 1691 wordt David Kemp begraven. Hij is dan woonachtig op de Wal in Middelburg.[2]

Jan Andriessen
Jan Andriessen, schipper/commandeur op het schip Aerdenburch, is leverancier van goederen voor het garnizoen te Paramaribo. Er bestaat een rekening van hem voor leverantie van vlees ten dienste van het garnizoen volgens ordonnantie van 16 februari 1671.[3] Andriessen heeft eerder al een brief meegestuurd met schipper Soetelinck, deze komt vaker voor als bezorger van post van Zeeuwse brieven uit de West. De volgende rekening gericht aan Geleijn Blonckebijle bevind zich in de archieven van Rekenkamer C van het Zeeuws Archief: Aan Geleijn Blonckebijle, koopman te Vlissingen, boekhouder van de Biekorff van schipper Jacob Soetelinck en van het schip Fort Zeelandia, voor transport van vivres en ammunitie en voor leverantie van goederen aan de soldaten volgens ordonnantie van 17 december 1672.[4]

Jan Dimmesen
Van Jan Dimmesen zijn uit database slavevoyages drie reizen bekend: in 1668 met het schip Zeven Gebroeders van Cap Lopez naar Suriname, in 1670 met hetzelfde schip van Loango naar Suriname en in 1672 van Malembo naar Suriname (nrs. 44277, 44134 respectievelijk 44148). Jan Dimmesen, laatstelijk gewoond hebbende aan de Kinderdijk te Middelburg, werd aldaar begraven in de Sint Pieters- of Oude Kerk op 14 maart 1675.[5]

Philip Julius Lichtenberg
Philip Julius Lichtenberg (Leusden, 26 april 1637 - april 1678) was een Nederlands bewindsman. Lichtenberg studeerde te Utrecht en te Leiden rechten en behaalde de graad van licentiaat. In de krijgsdienst getreden werd hij, opgeklommen tot kapitein van een compagnie voetknechten, in 1666, met kapitein Maurits de Rama aangesteld tot bevelhebber van de troepen die onder Abraham Crijnssen naar Suriname voeren en op de Engelsen veroverden.
Door de Staten van Zeeland tot gouverneur van Suriname benoemd, vertrok hij, zonder de eed op zijn commissie gedaan te hebben, op 4 december 1668 daarheen. Na enige wrijving met de Staten van Zeeland keurden de Algemene Staten de benoeming goed en op 16 februari 1669 aanvaardde Lichtenberg het bestuur. In de nieuwverworven kolonie was de toestand niet bemoedigend; de gevolgen van de plundering door John Harman en de neef van Francis Willoughby, Henry Willoughby en van het wegvoeren van vele Engelse kolonisten met hun slaven, deden zich terdege voelen. De overgebleven kolonisten waren meer Engels dan Nederlands gezind en velen van hen vertrokken later met hun slaven naar Barbados en Antigua. Lichtenberg betreurde dit niet, omdat, zoals hij op 24 februari 1671 aan de Staten-Generaal schreef, de overgrote meerderheid van de vertrekkenden ‘pure schurftige canaille’ was. Dadelijk na zijn komst stelde Lichtenberg een Polityeke Raedt en een Raedt van Justitie in. Beide raden bestonden uit vijf leden, voorgezeten door de gouverneur. De politieke raad was adviseur van de gouverneur en samengesteld uit Nederlanders. De raad van justitie bestond uit drie Nederlanders en twee Engelsen, dit op uitdrukkelijk verlangen van de Staten van Zeeland.
Daarop werd de wetgeving ter hand genomen en werden achtereenvolgens wetten uitgevaardigd omtrent Erffenissen, voogdschap ende voogdije, Publijcke acten en de Instrumenten benevens Criminelle en Penaale. De criminele wetten kenmerkten zich door grote strengheid; de hooge Crimen, waartoe ook slaan van ouders en diefstal van vee behoorden, werden met de dood gestraft; evenzo overspel tussen gehuwde personen; tussen gehuwden en ongehuwden had het voor de eerste de doodstraf ten gevolge, voor de ongehuwden een swaere ende rigoureuse straf.
Paramaribo was toen reeds de zetel van het bestuur, maar soms hield de gouverneur met zijn politieke raad ook zitting in het stadje Thorarica.
Ziekte noodzaakte Lichtenberg zijn ontslag te vragen; hij stelde evenwel zijn vertrek uit om James Bannister c.s. als afgezanten van de koning van Engeland af te wachten en met hen te overleggen hoe de Engelse planters met de minste verliezen van hun plantages konden afkomen. In maart 1671 legde hij het bestuur neer.
Bij het vernemen van Lichtenbergs vertrek drukte de Nederlandse gezant te Londen, Jan Boreel, in een brief aan de Staten van Zeeland daarover zijn grote spijt uit en door de kolonisten werd hij een genereus en verstandigh heer genoemd. Toen hij op 25 maart 1671 via Tobago huiswaarts ging, kon vrijwel gezegd worden dat er een betrekkelijke tevredenheid heerste. De ongewenste elementen waren vertrokken. In Nederland teruggekeerd trad Lichtenberg weer in de krijgsdienst, maar hij bleef de koloniale adviseur van de Staten van Zeeland.[6]

Claes Raes
Claes Raes arriveerde in 1671 uit westelijk centraal Afrika in Suriname met het schip Goude Poort. Eerdere reizen waren in 1662 met het schip Vrede uit Loango naar het Frans Caribisch gebied, in 1665 met het schip Diamant uit Loango naar Basse-Terre, in 1669 uit Hellevoetsluis via Mpinda naar Suriname. Een latere reis was in 1675 met het schip Goude Poort uit Loango naar Suriname.[7] Hij werd op 2 maart 1677 in de Nieuwe Kerk te Middelburg begraven.[8]

Moscovade
Ontleend aan Spaans (azúcar) mascabado of Portugees (assucar) mascavado, wellicht door middel van het Engels muscovado. Benaming voor de ruwe rietsuiker, ontstaande bij afkoeling van het sap na de derde of vierde klaring.[9]

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabij gelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*F. Oudschans Dentz, 'De herkomst en betekenis van Surinaamse plantagenamen', in: De West-Indische Gids 26/nr. 1 (1944) 147-180.
*Jan Marinus Linde, Surinaamse suikerheren en hun kerk: plantagekolonie en handelskerk ten tijde van Johannes Basseliers, predikant en planter in Suriname, 1667-1689 (Wageningen, 1966) passim.

Noten
[1] F. Nagtglas De algemeene kerkeraad der Nederduitsch-hervormde gemeente te Middelburg van 1574-1860 (Middelburg, 1860) 82-84, 159.
[2] ZA, toegang 508, Rekenkamer C, inv.nr. 13120-13190 en toegang 511, Rekenkamer D, inv.nr. 59471.
[3] ZA, Rekenkamer C, inv.nr. 1360, folionr. 242 r en v en acquitten, inv.nr. 1364a.
[4] ZA, Rekenkamer C inv.nr. 1420, folionr. 275v en 276 r en acquitten inv.nr. 1424a.
[5] ZA, 511-59311 Begraaflijst Middelburg 1675.
[6] Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië (1914-1917).
[7] https://www.slavevoyages.org/ reisnrs. 44147, 44236, 44257, 44119 resp. 10156).
[8] ZA, 511-59331 Begraaflijst Middelburg 1677.
[9] WNT


Bij deze context horen de volgende brieven: