Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud brief:

Nieuwe Kaart van SurinameNieuwe kaart van Suriname door J. Ottens, eind 17de eeuw Op 9 januari 1672 schrijft Jan Jansen Maroes uit Suriname aan zijn vrouw Lijsabet Jansen in de Scherminkelstraat te Vlissingen en meldt dat hij gezond is, wat hij ook van haar en de kinderen hoopt. Hij bevestigt de ontvangst van haar brieven, waaruit hij heeft vernomen dat zij gezond is. Beweringen dat hij niet naar haar zou verlangen, zijn ongetwijfeld afkomstig van boze tongen die haar iets wijs maken. Met Gods hulp hoopt hij in de zomer thuis te komen. Wat de zaak betreft deelt hij mede dat hij de knecht in de hand zal houden, de meesters niet te kort zal doen en na thuiskomst rekening en verantwoording afleggen. Met het volgende schip zal hij uitvoeriger schrijver, want hij heeft Jan Fransen, pas aangekomen, nog niet gesproken.

Lijsebeth Maroes
In oktober 1726 werd in Middelburg op het Westerkerkhof begraven Lijsebeth Maroes.[1] Of zij identiek is met de geadresseerde kan niet worden vastgesteld. Logischer lijkt het -54 jaar na dato- dat dit een dochter is geweest.

Scherminckelstraat
De Scherminkelstraat, gelegen in de binnenstad van Vlissingen was een zijstraat van de Walstraat en bestaat nog steeds, maar wel met een gewijzigde situering ten opzichte van destijds. Slechts een handvol huizen uit de 17de eeuw is overgebleven.

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabij gelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*F. Oudschans Dentz, 'De herkomst en betekenis van Surinaamse plantagenamen', in: De West-Indische Gids 26/nr. 1 (1944) 147-180.
*Jan Marinus Linde, Surinaamse suikerheren en hun kerk: plantagekolonie en handelskerk ten tijde van Johannes Basseliers, predikant en planter in Suriname, 1667-1689 (Wageningen, 1966) passim.

Noten
[1] ZA, toegang 511, Rekenkamer D, inv. nr. 59841, fol. ?, Genealogische Afschriften 440.


Bij deze context horen de volgende brieven: