Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief Hursels en Hals
Plantage Valkenburg 1707 Rijksmuseum SK-A-4075Sinaasappelplantage in Suriname, olieverfschilderij Dirk Valkenburg, ca. 1707, collectie Rijksmuseum, Amsterdam
Carel Nachtegael, Adrijaen van der Spiegel en Raphaell Asboah delen in januari 1672 uit Suriname mede aan Josijnna Hursels en Susanna Hals in Vlissingen dat zij per Cornelis Bastiaensen hebben verscheept drie pijpen en vier Surinaamse vaten en drie brandewijnstucken met suiker, wegende 8.986 pond. Met de brief sturen zij een pakje met 5¾ ons stofgoud en 1½ ons oud zilver. Andere aangetroffen goederen zullen zij openbaar verkopen, omdat opsturen niet loont. Zij zullen per Cornelis Berge zoveel mogelijk suiker zenden. Voor het aangetroffen contant geld van ƒ 23,15 zullen zij 231 pond suiker sturen, omdat overmaken van geld vanuit Suriname niet is toegestaan. Suriname leed in 1672 onder een ernstige kredietcrisis.

Inhoud brief Hals
Carel Nachtegael deelt in januari 1672 vanuit Suriname aan Susanna Hals in Vlissingen mee dat haar man op 24 december 1671 is overleden en hem en Raphael Asboah had gemachtigd vorderingen te innen, waarvan hij later een lijst zal sturen. Haar brief van 27 oktober 1671 heeft hij op 25 december ontvangen, waardoor haar man deze net gemist heeft voordat hij overleed. Haar man is begraven in de kerk aan de Santpunt naast zijn zus en zijn kind. Andere brieven van haar heeft hij op 3 januari 1672 ontvangen. Goederen die zij heeft gezonden zal hij zo voordelig mogelijk verkopen en haar daarover en over haar mans kleding en nachtgoed informeren. Voor het laatst van het cargasoen van Joan Keute, dat  £Vls. 76:6:2 (fl. 457,25) heeft gecost, is 7.167 pond suiker gekocht, waarvan haar man de vracht heeft betaald. Per Cornelis Bastiaensen verscheept hij tien stuks suiker, drie pijpen, drie brandewijnstukken en vier Surinaamse vaten gemerkt ĀĀ. Het cognossement komt in een brief gericht aan haar en Josijntjes Hursels, waarbij ook een pakje met 5¾ ounce stofgoud en 1½ ounce oud zilver wordt verstuurd, dat is gemerkt ĀĀCC: op het zegel waarvan cN: staat.
De drie bewindvoerders zullen zoveel mogelijk suiker zenden. Voor het aangetroffen contant geld van ƒ 23,15 zullen zij per Cornelis Berge 232 pond suiker, gemerkt cAAc: sturen, omdat overmaken van geld niet is toegestaan.
Huis en erf en vier daarbij horende slaven en wat verder is aangetroffen zullen zij zo spoedig en zo voordelig mogelijk verkopen. De boeken heeft Nachtegael nog niet gecontroleerd. Hij meldt de komst van schepen met slaven en met paarden, die kopers trekken. Hij besluit met de wens voor een zalig nieuwjaar.

Susanna Hals
Susanna Hals, getrouwd met Cornelis Quintens en toen wonend in de Donderstraat in Vlissingen, deed in juni 1648 belijdenis in de Nederduitsch-gereformeerde kerk aldaar.[1] Zij werd in april 1653 vermeld in het lidmatenregister van die kerk als ongehuwde, wonende in de Zuijtstrate.[2] Op 15 september 1657 ging zij in Vlissingen in ondertrouw met Alexander Arthur.[3]

Carel Nachtegaal
Een Carel Nachtegaal werd op 30 december 1629 te Vlissingen gedoopt als kind van Jacob Nachtegaal en Susanna Vermont.[4]

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabij gelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Noten
[1] GAV, DTBL Vlissingen 22 (NG Lidmatenregister 1634-1654) K 482, folio 236 vs.
[2] GAV, DTBL Vlissingen, (NG Lidmatenregister 1634-1654) K 482, folio 271 vs.
[3] GAV, toegang 7357 Hervormde Gemeente te Vlissingen, Kerkenraad en Kerkvoogdij, 1579-1973 inv. nr. 536.
[4] GAV, toegang 7387, Familie van der Swalme, 1772-1848 inv. nr. 5673 p. 42.

Bij deze context horen de volgende brieven: