Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

PB000534De Nieuwendijk in Vlissingen omstreeks 1900, met in het midden het Lampsinshuis zichtbaar tussen de bomen, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. PB000534 Simon Aertsen schrijft op 10 december 1664 twee brieven aan zijn vrouw in Vlissingen. Omdat ze naast de redersfamilie Lampsins woont is het logisch ervan uit te gaan dat het gezin niet onbemiddeld is, maar zeker weten doen we dat niet. In de eerste brief aan zijn vrouw Janneke, schrijft Sijmoen Aertsen zijn frustraties van zich af. De goederen die hij, onder toezicht van zijn neef Sijmoen, per schip gestuurd zou krijgen, heeft hij niet ontvangen.
Hij voelt zich door hem ‘geabuseerd’, ofwel misbruikt en het wil niet boteren tussen hem en zijn neef. Hij vindt hem te lui en is hem liever kwijt dan rijk. Zelfs als zijn broer hem vijftig gulden per maand geeft om zijn neef in dienst te houden zou hij er nog vanaf zien.
Indien hij alsnog zijn goederen niet verscheept kan krijgen via Wouter Burgher, is hij van plan naar huis te komen met Sijmoen Huijssels. Dan zal hij álles proberen te krijgen wat er te halen is. Hij doet de groeten aan neef Louwereijs (Lourus), vader, moeder en vrienden. 
Als laatste schrijft Sijmoen lieve kussen aan zijn Janneke en hun dochters en beveelt hen aan in de bescherming van God.

Caap Ster St. ChristoffelZicht op Caap Ster op St. Christoffel, het huidige St. Kitts, heden ten dage, bron: Google Maps In de tweede brief naar Janneke laat Simon weten dat hij wéér gedupeerd is. Simon Huijssels had toegezegd hem te waarschuwen zodra hij naar St. Maarten zou vertrekken.
Het schip vertrok, maar zonder de goederen van Simon Aertsen en hemzelf. Huijssels had hem niet van zijn vertrek in kennis gesteld. En dat terwijl hij wist dat Simon daar noodzakelijk naartoe moest voor het invorderen van oude en nieuwe schulden. Sijmoen is daarover verbolgen en gunt hem geen stuk van zijn goederen meer.
Na deze tegenslag heeft hij zijn zinnen gezet op het schip van Pieter Tant, dat van Martinique is gekomen en vanaf de 7de december in de haven klaarligt om te laden en te lossen. Hij is voornemens hiermee mee te gaan en wil er deze keer zeker van zijn dat hij voor deze reis gewaarborgd is. Ook zal hij proberen iets voor zijn vrouw mee te zenden.
Hij wenst zijn vrienden en Gerken, een ‘goede nacht’, zijn vrouw Janneke en hun twee dochters een ‘Amen’ en doet de groeten aan neef Guijcken Post.
In de marge van de eerste brief stelt hij tenslotte zijn vrouw gerust dat hij zijn frustraties en handelwijze thuis zal verklaren.

Taalgebruik
Hoewel er in de brief zelf niet veel bijzonder zaken worden vermeld is deze waardevol in verband met het fonetisch geschreven dialect van Simon Aertsen. Van iemand van zijn standing (plantage eigenaar of handelsagent?) zou men meer taalbeheersing verwachten, maar dat blijkt niet het geval. Eenvoudige woorden zoals ‘hij’ schrijft hij op als ‘aij’ (ie in het Zeeuws), ‘het’als ‘aet’ (de h wordt niet uitgesproken) en hij heeft het bijvoorbeeld over ‘jo(e)ngers’ i.p.v. ‘jongens’ en groetenisse, typisch Zeeuwse woorden.

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)
Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.

Literatuur
*J.R. Bruijn, The Dutch Navy of the seventeenth- and eighteenth centuries (Columbia (South Carolina), 1993).
*Gijs Rommelse, The Second Anglo-Dutch War (1665-1667). Raison d’état, mercantilism and maritime strife (Hilversum, 2006).
*A. Doedens, Liek Mulder, Nederlands-Engelse oorlogen. Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw, 1652-1674 (Zutphen, 2016).

Noten

Bij deze context horen de volgende brieven: