Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Zierikzee CapellestraatDe Capellestraat in Zierikzee, waar de weduwe Roelands woonde (hier na de stormvloed van 1953), Prentbriefkaart, W. de Vries Rz., ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 29739. Cornelis Roelands schrijft zijn moeder, de weduwe van Hans Roelandse op 6 januari 1781 vanuit Curaçao. Zij woont in de Capellestraat in Zierikzee, een zijstraatje van de Nieuwe Haven. Cornelis is te Curaçao met het schip de Vrouwe Catharina Jacoba aangekomen samen met kapitein Johan Willem Sextroh en de bemanning, waarvan nog twee andere brieven bekend zijn. Hij had eerder al een brief willen versturen, maar dat was verboden en ook in het geheim lukte dit niet. Achteraf is hij er blij om, want de reis verliep geheel anders dan verwacht. Het schip is namelijk in Port-au-Prince terechtgekomen in het Franse deel van West-Indië, omdat daar een kans was om veel meer geld te verdienen. De bemanning kreeg daar twee maanden gage extra voor betaald, maar dit alles is niet doorgegaan. Weliswaar zouden zowel suiker als koffie daar goedkoper zijn, maar het was zo onveilig dat dit te zwaard gehaald en beschermd moest worden.
Het schip is te Curaçao gerepareerd en gekrengd en weer klaar voor de reis. Sextroh heeft een partij cacaobonen ingenomen en het schip zou eind maart of begin april uit moeten zeilen naar Amsterdam. Roelandse heeft echter van een vriend vernomen, dat de reis waarschijnlijk naar Nantes of Bordeaux zal gaan. Deze vriend (vermoedelijk Rasmus Thijman)[1] had dit van de kapitein op het achterdek te horen gekregen. Cornelis mag dit echter nog niet aan de rest van de bemanning vertellen. Hoewel het de reis verlengt verheugt hij zich er wel op, omdat hij dan nog eens wat van de wereld ziet.

Vervolgens komt het meest interessante deel van de brief dat gaat over de misdragingen van de bemanning tijdens de reis. Een onderwerp dat zowel door Thijman als kapitein Sextroh en opvarende Nicolaas Touser wordt vermeden in de correspondentie die van hen bekend is. Duidelijk wordt dat er meerdere personen van niet onbesproken gedrag aan boord van de met dertig koppen bemande Vrouwe Catharina Jacoba aanwezig waren die zich tijdens de reis niet onbetuigd lieten.
De kok Hans Boekhof is op Curaçao gedeserteerd omdat hij in Zierikzee zoveel schulden heeft dat hij niet terug naar huis durft. De stuurman (Onduidelijk is of hij hier Thijman of een ander bedoelt) heeft volgens Cornelis ook veel schulden. Die was eveneens gedeserteerd, maar werd in een bark gevonden, waarmee hij als bemanningslid naar Frans West-Indië hoopte te ontkomen. Hij heeft eerst al zijn schulden moeten voldoen (hetgeen vermoedelijk neerkwam op het intrekken van zijn gehele gage). De koksmaat Maanis ‘is als een schelm weggejaagt’ van boord omdat hij teveel misdragingen had uitgehaald. Zo had hij de kassen (waarin vracht zat) in de kajuit opengebroken en er uit gestolen. Ook had hij van de andere bemanningsleden spullen gestolen en verkocht. Joost van Puijpen had zich aan dat laatste ook schuldig gemaakt. Beiden werden door de bootsman gestraft, waarschijnlijk ‘gelaarsd met de kat met negen staarten’[2], want Cornelis merkt op ‘dat het vel daar van de rug liep.’ Hierna zijn beiden in het fort opgesloten. Dat is waarschijnlijk fort Amsterdam in Willemstad. Van Puijpen was inmiddels terug aan boord, maar had zich opnieuw aan diefstal schuldig gemaakt, dus Cornelis verwachtte dat hij spoedig weer naar het fort zou worden gebracht. Hij belooft zijn moeder meer te vertellen over deze bemanningsleden als hij thuis komt. Wel zegt hij haar om hem niet in Amsterdam te verwachten, tenzij hij haar opnieuw bericht.
Hij laat de groeten doen aan Jan Prince en excuseert zich dat hij hem geen brief heeft geschreven, maar hij gaat er vanuit dat Jan deze brief aan zijn moeder wel lezen zal. Hij zou graag Jan en zijn andere vriend As van As weer eens zien. Als laatste laat hij de groeten overbrengen van mede opvarende Jacob Wystag, die laat weten nog gezond te zijn.

De reis van de Vrouw Catharina Jacoba (1780-1782)

Curacao 1782 Rijksmuseum RP-P-OB-85233Carel Frederik Bendorp: gevecht tussen Christiaan Geerman met de hoeker Vrouw Machtelyna tegen het Engelse fregat de Diamond van Christoffel Parker voor de kust van Curaçao op 16 juni 1782, gravure, Collectie Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-OB-85.233 Zierikzee is in de 18de eeuw een florerende haven, maar in het derde kwart lopen de winsten terug en proberen reders zich op West-Indië te richten. In 1780 reden zij zo'n dertig schepen uit die dat jaar ongeveer honderd reizen maken. Een van die schepen is het fregat de Vrouw Catharina Jacoba van de reder Gilles van IJsselstein (zie ook andere Zee(uw)post brieven) met als kapitein Johan Willem Sextroh. Het schip vertrekt op 28 juli 1780 met stukgoed en dertig bemanningsleden naar Sint-Eustatius via Curaçao.[4] Als op 20 december 1780 de Vierde Engelse Oorlog uitbreekt wordt in februari 1781 St. Eustatius ingenomen. Curaçao blijft voor de Nederlanders behouden. Het schip van Sextroh wordt gevorderd en wordt ingezet in de wateren rondom het eiland. Sextroh zet extra bemanning aan boord, tot 84 koppen en het schip wordt met 31 stuks geschut bewapend. Het patrouilleren neemt de nodige tijd in beslag. Het schip blijft tot 5 april 1782 kruisen in de wateren rond Curaçao, waarna het rustiger is en het schip op 20 juni 1782 (onder Oostenrijkse vlag) terugkeert in de haven van Amsterdam na een reis van bijna twee jaar.[5] Kapitein Sextroh zou grote bekendheid verwerven door na deze reis als kaperkapitein de Engelse pakketboot Dolphin buit te nemen met zijn schip de Goede Verwagting.

Literatuur
*Han Jordaan, Slavernij & vrijheid op Curaçao. De dynamiek van een achttiende-eeuws Atlantisch handelsknooppunt (Zutphen, 2009).
*Johan Francke, ’”Ik zal geen kruistogt meer doen.” De Zierikzeese kaperkapitein Johan Willem Sextroh valt van zijn voetstuk’, in: Kroniek van het land van de zeemeermin (2018) 64-87.
*
Erik van der Doe, 'De kaper gekaapt. Engelse post door kaperkapitein Sextroh opgebracht in Zierikzee', in: Erik van der Doe, Perry Moree en Dirk J. Tang (red.), De dominee met het stenen hart en andere overzeese briefgeheimen Sailing Letters Journaal I (Zutphen, 2008) 104-108. 
*F. van der Doe, 'Zeevarenden in het 18de-eeuwse Zierikzee', in: A.C. Meijer, L.R. Priester en H. Uil, (red.), Gids voor historisch onderzoek in Zeeland (Amsterdam, 1991) 49-56.

Noten
[1] Zie brief Rasmus Thijman aan zijn vrouw Anna Long in Zierikzee, 5 januari 1781.
[2] Zie de brieven van Johan Willem Sextroh, Rasmus Thijman en Nicolaas Touser, uit januari 1781.
[3] Een dik stuk touw waarvan negen strengen uitgevlochten werden, en de uiteinden werden vastgeknoopt.
[4] F. van der Doe, 'Zeevarenden in het 18de-eeuwse Zierikzee', 49-56
[5] Erik van der Doe, 'De kaper gekaapt', 104-105.

Bij deze context horen de volgende brieven: