Inhoud brief
Het schip is te Curaçao gerepareerd en gekrengd en weer klaar voor de reis. Sextroh heeft een partij cacaobonen ingenomen en het schip zou eind maart of begin april uit moeten zeilen naar Amsterdam. Roelandse heeft echter van een vriend vernomen, dat de reis waarschijnlijk naar Nantes of Bordeaux zal gaan. Deze vriend (vermoedelijk Rasmus Thijman)[1] had dit van de kapitein op het achterdek te horen gekregen. Cornelis mag dit echter nog niet aan de rest van de bemanning vertellen. Hoewel het de reis verlengt verheugt hij zich er wel op, omdat hij dan nog eens wat van de wereld ziet.
Vervolgens komt het meest interessante deel van de brief dat gaat over de misdragingen van de bemanning tijdens de reis. Een onderwerp dat zowel door Thijman als kapitein Sextroh en opvarende Nicolaas Touser wordt vermeden in de correspondentie die van hen bekend is. Duidelijk wordt dat er meerdere personen van niet onbesproken gedrag aan boord van de met dertig koppen bemande Vrouwe Catharina Jacoba aanwezig waren die zich tijdens de reis niet onbetuigd lieten.
De kok Hans Boekhof is op Curaçao gedeserteerd omdat hij in Zierikzee zoveel schulden heeft dat hij niet terug naar huis durft. De stuurman (Onduidelijk is of hij hier Thijman of een ander bedoelt) heeft volgens Cornelis ook veel schulden. Die was eveneens gedeserteerd, maar werd in een bark gevonden, waarmee hij als bemanningslid naar Frans West-Indië hoopte te ontkomen. Hij heeft eerst al zijn schulden moeten voldoen (hetgeen vermoedelijk neerkwam op het intrekken van zijn gehele gage). De koksmaat Maanis ‘is als een schelm weggejaagt’ van boord omdat hij teveel misdragingen had uitgehaald. Zo had hij de kassen (waarin vracht zat) in de kajuit opengebroken en er uit gestolen. Ook had hij van de andere bemanningsleden spullen gestolen en verkocht. Joost van Puijpen had zich aan dat laatste ook schuldig gemaakt. Beiden werden door de bootsman gestraft, waarschijnlijk ‘gelaarsd met de kat met negen staarten’[2], want Cornelis merkt op ‘dat het vel daar van de rug liep.’ Hierna zijn beiden in het fort opgesloten. Dat is waarschijnlijk fort Amsterdam in Willemstad. Van Puijpen was inmiddels terug aan boord, maar had zich opnieuw aan diefstal schuldig gemaakt, dus Cornelis verwachtte dat hij spoedig weer naar het fort zou worden gebracht. Hij belooft zijn moeder meer te vertellen over deze bemanningsleden als hij thuis komt. Wel zegt hij haar om hem niet in Amsterdam te verwachten, tenzij hij haar opnieuw bericht.
Hij laat de groeten doen aan Jan Prince en excuseert zich dat hij hem geen brief heeft geschreven, maar hij gaat er vanuit dat Jan deze brief aan zijn moeder wel lezen zal. Hij zou graag Jan en zijn andere vriend As van As weer eens zien. Als laatste laat hij de groeten overbrengen van mede opvarende Jacob Wystag, die laat weten nog gezond te zijn.
De reis van de Vrouw Catharina Jacoba (1780-1782)
Literatuur
*Han Jordaan, Slavernij & vrijheid op Curaçao. De dynamiek van een achttiende-eeuws Atlantisch handelsknooppunt (Zutphen, 2009).
*Johan Francke, ’”Ik zal geen kruistogt meer doen.” De Zierikzeese kaperkapitein Johan Willem Sextroh valt van zijn voetstuk’, in: Kroniek van het land van de zeemeermin (2018) 64-87.
*Erik van der Doe, 'De kaper gekaapt. Engelse post door kaperkapitein Sextroh opgebracht in Zierikzee', in: Erik van der Doe, Perry Moree en Dirk J. Tang (red.), De dominee met het stenen hart en andere overzeese briefgeheimen Sailing Letters Journaal I (Zutphen, 2008) 104-108.
*F. van der Doe, 'Zeevarenden in het 18de-eeuwse Zierikzee', in: A.C. Meijer, L.R. Priester en H. Uil, (red.), Gids voor historisch onderzoek in Zeeland (Amsterdam, 1991) 49-56.
Noten
[1] Zie brief Rasmus Thijman aan zijn vrouw Anna Long in Zierikzee, 5 januari 1781.
[2] Zie de brieven van Johan Willem Sextroh, Rasmus Thijman en Nicolaas Touser, uit januari 1781.
[3] Een dik stuk touw waarvan negen strengen uitgevlochten werden, en de uiteinden werden vastgeknoopt.
[4] F. van der Doe, 'Zeevarenden in het 18de-eeuwse Zierikzee', 49-56
[5] Erik van der Doe, 'De kaper gekaapt', 104-105.
Bij deze context horen de volgende brieven: