Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud
Plantage Valkenburg 1707 Rijksmuseum SK-A-4075Sinaasappelplantage in Suriname, olieverfschilderij Dirk Valkenburg, ca. 1707, collectie Rijksmuseum, Amsterdam Cornelis Kien schrijft op 3 januari 1672 uit Suriname aan zijn vrouw Maria Jans in Vlissingen en deelt mee dat hij op 22 december 1671 in Suriname is aangekomen en dat hij in goede gezondheid is. Hij zou graag weten hoe het met haar bevalling is gegaan, waarover hij ongerust is. Hij hoopt dat zij door Gods hulp een blijde moeder is geworden, waarvoor zij God moeten loven en danken, en hij wenst haar een goede gezondheid naar lichaam en ziel en een zalig nieuwjaar, bovendien een godzalig leven en wenst haar ook toe dat de oude mensen moge sterven en opstaan in een nieuw leven.
Hij wenst haar en broer Jan Michielsen, de zussen en broers, alle goede vrienden en degenen die naar hem vragen 'goede nacht'. Hij zou graag een anker suiker sturen, maar heeft er nog geen ontvangen. Hij heeft Nachtegael gesproken, die hem mededeelde dat Minkus de obligatie heeft. Hij zou wensen dat hij goederen als olie, traan, brandewijn, pijpen en tabak en schoenen en andere droge waren had, waarmee hij goede zaken zou hebben kunnen doen. Naar zijn vlees en bier bier is geen vraag vanwege de slechte kwaliteit. Hij laat Pieter Vermeer en zijn vrouw groeten en de brouwer bedanken voor zijn bier. Hij noemt waren op die hij heeft, waaronder een spiegel en naalden. Hij hoop dat zijn vrouw hem een half anker brandewijn, die in Suriname duur is, zal zenden. Het anker beschuit heeft hij niet aangetroffen evenmin als de oude kaas. Hij hoopt dat zij er twee gestuurd heeft. Hij vraagt haar een brief te schrijven omdat hij graag wil weten hoe het met vrouw en kind gaat. Hij heeft ook 'Plimu' geschreven. De brief van Cornelis is in haast geschreven omdat men steeds om hem vraagt.

Breewaterstraat
De Breewaterstraat is een nog bestaande straat in de oude binnenstad van Vlissingen uitkomende op de Grote Markt aan de ene zijde en de Noordzeestraat aan de zijde van de Koopmanshaven. In de 17de eeuw bevond zich in de Breewaterstraat een brouwerij met de naam de Vijf Ringen.[1] Het huis de Drie Ringen zal daar vlakbij gestaan hebben. In de iets verder gelegen Breestraat bestond een huis dat de Vijf Ringen was genoemd.[2] Cornelis Kien zelf noch zijn vrouw Maria Jans zijn in doop-, trouw- of begraafregisters te vinden.

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabij gelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*Tobias van Gent, et al., Zeeuwse zeehelden. Uit de zestiende en zeventiende eeuw (Vlissingen, 2012).

Noten
[1] H.P. Winkelman, Geschiedkundige plaatsbeschrijving van Vlissingen (Vlissingen, 1873) 183.
[2] Jan C. Bliek, Huisnamen en gevelstenen in Vlissingen 16e-21e eeuw (Vlissingen, 2019) 30.

Bij deze context horen de volgende brieven: