Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting brief
Plantage Valkenburg 1707 Rijksmuseum SK-A-4075Sinaasappelplantage in Suriname, olieverfschilderij Dirk Valkenburg, ca. 1707, collectie Rijksmuseum, Amsterdam Legierse Jans schrijft op 8 januari 1672 uit Suriname aan haar broer Jan Dees in Vlissingen. Zij laat hem en alle vrienden weten dat zij gezond is en dat het haar goed gaat. Zij vindt Suriname een goed land. De bevolking noemt zij 'groots en seer gierigh.' Er zijn veel goede mensen en zij hoopt dat er daarvan meer komen. Zij zendt groeten aan haar broer, aan zijn zoon Claes Rijen en alle goede vrienden en vraagt om haar te schrijven over haar broer en alle vrienden. Zij had haar broer graag nog gesproken voor haar vertrek. Legierse Jans heeft de Atlantische overtocht in slechts zes weken gemaakt en arriveerde op 21 december (10 dagen voor kapitein Jan Andriesen) in Suriname. Als Nelcken, de vrouw van haar broer, nog had geleefd, zou zij zeker ook naar Suriname zijn gekomen, helaas zo besluit Legierse, heeft dat niet zo mogen zijn en leeft zij niet meer.

Jan Dees en Legierse Jans
De Scherminckelstraat is een nog bestaande straat in de oude binnenstad van Vlissingen en een zijstraatje van de Walstraat, maar driekwart van de straat is na de oorlog verdwenen en de omliggende bestrating is aangepast. Van de Vlissingse familie Dees of over Legierse Jans is niets bekend.

Jan Andriesen Trompetter
Jan Andriesen Trompetter was een kapitein met een commissiebrief, ondertekend door Willem III en diens secretaris Constantijn Huygens, uitgegeven op 7 oktober 1672 in Bodegraven.[1] Hij kwam op de laatste dag van het jaar in Suriname aan en had door veel tegenslag wel tien weken over de overtocht gedaan.

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabij gelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct. Noten [1] Judith Brouwer Levenstekens: Gekaapte brieven uit het Rampjaar 1672 (Hilversum 2014) 33.

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*Tobias van Gent, et al., Zeeuwse zeehelden. Uit de zestiende en zeventiende eeuw (Vlissingen, 2012).
*L.J. Joosse, Geloof in de Nieuwe wereld: ontmoetingen met Afrikanen en Indianen (1600-1700) (Kampen,  2008) 334-335.

Noten
[1] Judith Brouwer Levenstekens: Gekaapte brieven uit het Rampjaar 1672 (Hilversum 2014) 33.

Bij deze context horen de volgende brieven: