Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief
Luitenant Herman de Huijbert schrijft op 8 januari 1672 uit Paramaribo aan Pieter de Huijbert, raadpensionaris van Zeeland in Middelburg, om te bedanken voor de benoeming tot luitenant en verzekert hem van zijn dankbaarheid voor deze en andere weldaden.

Huybert 153149Pieter de Huijbert (1622-1697), gravure, tekeningen en prenten, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 153149 Pieter en Herman de Huijbert
Blijkens de notulen van 19 maart 1671 van de Staten van Zeeland werd vaandrig Herman de Huijbert bevorderd tot luitenant van de compagie te voet.[1] In 1676 diende hij nog steeds of weer als luitenant in Suriname en werd zijn bezoldiging door de Staten betaald.[2] Pieter de Huijbert was waarschijnlijk een oom van Herman.

Dr. Pieter de Huijbert, heer van Burg en Kraaienstein (1 augustus 1622 – 7 januari 1697), werd in 1646 raad van Middelburg, secretaris van de Staten van Zeeland en Gecommitteerde Raden van 24 maart 1659 tot 15 december 1664, vervolgens raadpensionaris van 19 maart 1664 tot 9 oktober 1687. Hij was daarna van 10 november 1687 tot zijn overlijden namens Zeeland gecommitteerde in de Raad van State. [3]
Hij was actief in diverse buitenlandse commissies, onder andere in 1652 en 1659 te Mechelen, in 1656 en 1657 in Zweden, Polen en Brandenburg en naar Zweden in 1659 en 1660.[4]
De Huijbert was eerst gehuwd met Anna Elisabeth van Panhuys (-1669) en later met Elisabeth Hochepied (1627-1712). De Huijbert en Anna van Panhuys hadden drie zoons en twee dochters: Anthony; Johan; David; Catharina Elisabeth; Petronella Genoveva. [5]

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabij gelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*F. Oudschans Dentz, 'De herkomst en betekenis van Surinaamse plantagenamen', in: De West-Indische Gids 26/nr. 1 (1954) 147-180.

Noten
[1] Notulen van de edel mogende heeren Staten van Zeelandt, volume 86, 19 maart 1671, pag. 90
[2] Notulen van de edel mogende heeren Staten van Zeelandt , volume 91, 24 juni 1676, pag. 105-106.
[3] J.E. Elias De vroedschap van Amsterdam, 1578-1795 2 dln. (Haarlem, 1903-1905) dl. II, 621 en F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen 2 dln. (Middelburg, 1890-1893) dl. I, 443-444.
[4] ZA, toegang 67, Familie de Huybert, 1512-1732, inventaris.
[5] Byvoegsels op vaderlandsch woordenboek oorspronkelijk verzameld door Jacobus Kok (Amsterdam, 1799) 87.

Bij deze context horen de volgende brieven: