Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Rede ParamariboDe rede van Paramaribo in het laatste kwart van de zeventiende eeuw
Inhoud brief
Jan Dimmessen vermeld als eerste dat een brief van Isaack de Vrucht aangekomen is op 31 oktober 1671,  waaruit begrepen wordt dat de gezondheid van Isaack en zijn familie goed is. Dan komt een enigszins verwarrend gedeelte over de benoeming van Isaack tot ‘luijtenant’ (klaarblijkelijk op voorspraak van Dimmessen) en verplicht luitenant moet blijven. Hij wordt strikt verzocht deze positie te handhaven, zelfs tegen zijn zin in, en de komst van Jan Dimmessen af te wachten. Bij zijn terugkomst zal zijn “offisie’’ –zijn gage- worden verhoogd en Dimmessen raadt hem dan ook aan dit maar als een voordeel te zien. Hij zegt hem in ieder geval zeer dankbaar en schuldig te zijn indien hij deze post blijft bekleden.
Interessant is de vermelding dat de Fransen al grote militaire druk uitoefenen op de Republiek, en beide partijen klaar zijn voor de strijd.
Dimmessen is bedroefd over de dood van zijn broer, hetgeen hem de enige nakomeling maakt en dat stemt melancholiek. Alles is nog nieuw voor hem
De brief eindigt met goede wensen aan zijn vrouw Leintje de Vrucht en een zalig nieuwjaar.

KinderdijkIsaak de Vrucht was woonachtig aan de Kinderdijk in Middelburg, foto: J. Francke, september 2019 De brief is gedateerd 9 januari 1672 en geschreven door Jan Dimmessen op het fregat de Seven Gebroeders –een slavenschip,  vanuit Suriname. Een schip met de naam Zeven Gebroeders is vermeld in Judith Brouwer Levenstekens. Gekaapte brieven uit het rampjaar 1672, met aantekening ‘Slavenschip. Vertrek Vlissingen 1672 (?). Aankomst Suriname 1672’.[1]

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabij gelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*Judith Brouwer Levenstekens. Gekaapte brieven uit het rampjaar 1672 (Hilversum, 2014) 29, 340.
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*Tobias van Gent, et al., Zeeuwse zeehelden. Uit de zestiende en zeventiende eeuw (Vlissingen, 2012).
*Suze Zijlstra, ‘Vrije en onvrije vrouwen in zeventiende-eeuws ‘Zeeuws’ Suriname’, in: Zeeland 25/3 (2016) 91-98]

Noten
[1] Judith Brouwer Levenstekens. Gekaapte brieven uit het rampjaar 1672 (Hilversum, 2014) 29, 340.


Bij deze context horen de volgende brieven: