Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Gezicht op drie huizen op de plantage Surimonbo, tekening Dirk Valkenburg, ca. 1708Gezichtop drie huizen op de plantage Surimonbo, tekening Dirk Valkenburg, ca. 1708, collectie Rijksmuseum, AmsterdamWillem Blaeij heeft eindelijk na bijna zes maanden via schipper Jan Andriessen de brief van 23 juli 1671 ontvangen van Pieter van der Heere. Hij bedankt Pieter op 10 januari 1672 voor alle hulp tot nu toe, maar hij heeft tegelijk een dringend verzoek. Hij heeft met schipper Lourens Dubbeldemuts negen vaten suiker meegestuurd met het merkteken WB. Ze zijn geadresseerd aan Pieter en zijn reeds drie weken onderweg. De bedoeling is om deze door te sturen naar Willem z'n zwager IJsbrandus IJsbrants te Rotterdam, met de vraag aan hem om naar Suriname te komen met een Zeeuws schip, dat die richting uitgaat. Tot slot vraagt hij ook zijn moeder te verwittigen en biedt hij opnieuw zijn diensten aan bij Pieter.

Willem Blaeij

Pieter van der Heere

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog

De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabij gelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Bronnen

Literatuur

Sites

Noten

 

 

 

 

 

 

 

Bij deze context horen de volgende brieven: