Inhoud brief
Augustinus Brun meldt aan Henri Parker, dat kapitein Jacob Soetelingh is gearriveerd. Er is geen brief meegekomen van Parker. Soetelingh weet dat kapitein Jan Andriesen ook onderweg is. Deze heeft wellicht vertraging opgelopen door de storm, die ook in Suriname voor overstromingen heeft gezorgd. Brun heeft eerder met Daniël Jansen van de Putte honderd gulden meegestuurd, waarvan de helft voor zijn vrouw en het overige deel voor de aankoop van schoenen en boter voor zichzelf bestemd zijn. Hij is enorm benieuwd naar nieuws uit Amsterdam en ook of zijn opgestuurde zeshonderd gulden ontvangen zijn. Verscheidene sterfgevallen komen aan de orde, waaronder die van secretaris Jan Bolle, waarvan hij de boeken daarna heeft helpen verwerken. Uit de adminstratie van diens secretaris blijkt dat Bolle een zeer profijtelijke baan had die hem zevenduizend gulden baar geld per jaar opleverde plus allerlei giften waarvan de herkomst niet bekend is. Als suggestie voor de opvolging raadt hij aan geen combinatie van facteur en koopman meer toe te staan, want door de aard van de corruptie verwachtte hij dat alle aanwezige facteurs en schrijvers door Bolle binnen een jaar ontslagen zouden zijn geweest. Daarnaast zijn Alexander Arthur gestorven en Joost Bonte. Hij hoopt dat Parker de bijgesloten brief voor aan zijn vrouw zal bezorgen.In een post scriptum meldt hij dat op 11 januari Jan Andriesen is gearriveerd met twee brieven van Parker, en een geproteseerde wisselbrief tegen Otto Eden. Hij heeft ook Parker's neef van de Spiegel geholpen bij het verwerken van het sterfhuis van Alexander Arthur. Als laatste beschrijft hij zijn leedvermaak over de valpartij van de commissionaris van de heer Raule. Sindsdien loopt deze als een rat, die rattengif ('regael') heeft gegeten. Hij weet niet wat hij nog van Raule te verwachten heeft en diens ondergeschikte leugenaar en oplichter, maar hij hoopt ze in de toekomst tegen elkaar te kunnen opzetten.
Augustinus Brun en Henricus (Hendrik) Parker
[1]en aan zijn vrouw Cornelia.[2] Het echtpaar woonde in de Verwerijstraat in Middelburg.
Er zijn enkele andere brieven van Augustinus Brun bekend, deze werden geschreven aan Jacobus AlleijnDerde Engelse Oorlog in Suriname
Literatuur
- G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
- John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
- F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
- F. Oudschans Dentz, 'De herkomst en betekenis van Surinaamse plantagenamen', in: De West-Indische Gids 26/nr. 1 (1954) 147-180.
- F. Oudschans Dentz, 'De oorsprong van de naam Combé', in: De West-Indische Gids 31/1 (1959) 28–34.
- Tobias van Gent, et al.,Zeeuwse zeehelden. Uit de zestiende en zeventiende eeuw (Vlissingen, 2012).
- Joop Vernooij, ’Godt niet meer Engels maer geheel Zeeuws. Jan Basseliers, kerk en slavernij’, in: ’’Zeeland’’ 14/1 (2005) 3-12.
- J.R. Bruijn, The Dutch Navy of the seventeenth- and eighteenth centuries (Columbia (South Carolina), 1993).
- Gijs Rommelse, The Second Anglo-Dutch War (1665-1667). Raison d’état, mercantilism and maritime strife (Hilversum, 2006).
- A. Doedens, Liek Mulder, Nederlands-Engelse oorlogen. Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw, 1652-1674 (Zutphen, 2016).
Noten
- ↑ Brieven van Brun aan Alleijn, 12 januari 1672 brief 1 en brief 2
- ↑ Brief van Augustinus Brun aan zijn vrouw Cornelia, januari 1672
Bij deze context horen de volgende brieven: