Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Middelburg havenDe haven van Middelburg begin 18de eeuw, tekening, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 755Johannes Blondel schrijft op 17 april 1665 vanuit Middelburg over het lokale nieuws aan zijn vader, Willem (Guilleaum), die bootsman is aan boord van het kaperschip Griffioen onder kapitein Pieter Adriaensen. Hijzelf en zijn moeder verkeren nog in goede gezondheid. Johannes vertelt dat het verhaal de ronde doet dat met het kaperschip de Griffioen een prijs buitgemaakt is. Een ander bericht meldt echter dat het schip na een gevecht door een Engelse tegenstander buitgenomen zou zijn. Zoon Johan hoopt dus het beste voor zijn vader, die inderdaad de brief van zijn zoon ontving, maar wel door de Engelsen gevangen werd genomen. Johan meldt dat kaperkapitein Lou de Pottenbier drie prijzen in Middelburg heeft opgebracht. De eerste een Engels schip, de tweede een Amsterdamse lorrendraaier (smokkelaar) en een derde Engels schip dat Amsterdamse reders toebehoort en net als het schip waar hij zelf op vaart honderd last (200 ton) meet. De Amsterdamse lorrendraaier had slechts zes vaatjes brandewijn aan boord, maar gelukkig wel alle wisselbrieven van de gekochte goederen zodat dit geld buitgemaakt was. Het laatste Engelse schip had kolen, laken en chitzen (stof) als lading. Het schip Gewelt van Middelburgh is niet meer zeewaardig. Toen het schip op 11 april de haven binnen kwam deserteerde al het scheepsvolk. Kapitein Willeboort heeft ook een prijs buitgemaakt en deze in Den Briel opgebracht. Als afsluiting laat Johannes weten aan de kapitein, schipper, lutienant, stuurman, bottelier en alle maats (de matrozen) die een vrouw hebben dat alles in Middelburg goed gaat.

Johannes en Willem Blondel

Willem Blondel werd op 17 oktober 1699 begraven op het kerkhof te Middelburg. De familie stond toen nog ingeschreven als woonachtig in de Lange Delft te Middelburg.[1] Van schipper Pieter Adriaensen en het kaperschip de Griffioen is niet bekend waar kruistochten werden uitgevoerd, noch waar eventuele prijzen zijn opgebracht. Dit laatste is waarschijnlijk bij vendumeester Pieter Boogaert (in dienst van 1646-1669) gebeurd.[2]

Bronnen

Literatuur

Sites

Noten

  1. ZA, 511, Rekenkamer D, inv.nr. 59551
  2. ZA, Rekenkamer C, inv.nrs. 43510-43620.

 

 

 

 

 

Bij deze context horen de volgende brieven: