Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Nieuwe Kaart van SurinameNieuwe kaart van Suriname door J. Ottens, eind 17de eeuw Commies Nicolaas Combe schreef op 10 januari 1672 een brief aan Herman Hellendoren in Middelburg, waarin hij meldde diens brief van 1 augustus te hebben ontvangen met het gearriveerde schip van Jan Andriesen. De meegekomen vijf ankers wijn, de boter, spijkers en zeep en een kasse bestemd voor Kempe waren echter nog niet gelost. Zoals gebruikelijk was ontving men eerst de meegestuurde post. Met het schip was ook wijn gearriveerd voor de kolonie en daarover maakte Combe zich ongerust: Ick ben machtich bekommert voor mijn wijn. In het verleden en heden waren vele lege wijnvaten gearriveerd die tijdens de reis leeggelopen waren. De schade daarvan werd op de schippers verhaald. Ook was er een partij lijnwaad uit Osnabrück gearriveerd met papier, maar dit was besmeurd door de kaas, die niet goed verpakt was. Combe had kennelijk al wel zeep ontvangen, want hij meldde Hellendoren dat dit de verkeerde was. Hij had Spaanse zeep besteld en geen bruine zeep. Die was namelijk door de warmte niet bruikbaar in Suriname: omdat hij smelt in dese landt.

Combe bedankte Hellendoren voor de vele malen dat deze op kantoor bij de ontvanger-generaal was geweest om zijn geld op te vragen. Hij had aan zijn werkgever geschreven het deposito van 300 gulden te bewaren en er rente van te trekken, maar dit bedrag was nu in handen van Hellendoren die er kennelijk mee belegd had. Hij vertrouwde echter op hun vriendschap en dat de kwestie in de toekomst wel rechtgetrokken zou worden. Er was nog geen declaratie van de 50 gulden die al de vorige reis met schipper Jan Andriesen naar Middelburg was gestuurd. Combe stuurde een tweede vordering voor 's lands magazijn van fl. 401,65. Combe ging er vanuit dat de wisselbrief van Frans Vos verloren was gegaan. Daarbij merkt hij op dat hij zekerheidshalve zelf altijd drie cognossementen opstuurde, die hij aan verschillende schepen meegaf, zodat er altijd wel één aankwam. Zelf hield hij dan het derde cognossement.

Combe hoopte dat er in Zeeland geen kwaad werd gesproken over de kolonisten in Suriname. Daar was in de periode tussen de Tweede en Derde Engelse Oorlog veel sprake van omdat er fors geïnvesteerd moest worden in de kolonie. Combe zei dat er nu veel goederen vanuit Suriname naar Zeeland werden gestuurd, en verklaarde dit met het spreekwoord dat men 'moet zaaien voor men maaien kan' (je moet eerst zaaien om te kunnen oogsten). De Huijbert (een afgevaardigde van de Staten van Zeeland) verlangde erg om naar huis te kunnen. Combe vroeg of, indien deze nog langer blijven moest, er kleren aan hem gestuurd konden worden. Zelf had hij een paar schoenen ontvangen die veel te klein waren.

Surimonbo RP T 1905 108Woonhuis en een schuur op de plantage Surimonbo te Suriname, potloodtekening Dirk Valkenburg, ca. 1708, collectie Rijksmuseum

Combe liet zijn oude kamenier groeten, die volgens hem een zeer deugdzaam meisje was. Het deed hem leed te horen dat Amilia arm getrouwd was en hij hoopte dat Hellendoren bij zijn volgende schrijven kon melden dat hij klerk bij de Staten van Zeeland (secretaris) was geworden. Samen met zijn brieven zou Combe een lijst met cargazoen meesturen. Combe greep de brief aan om te solliciteren naar functies bij andere personen in de Zeeuwse hoofdstad, zoals Anne Geneveve en Jonkheer van Oosterland. In dit verband deed hij ook groeten aan meester Jacob en de heren Grimella en Sengeling.

Herman Hellendoren

Nicolas Combe
Nicolaas Combe (ca. 1650-1691) was waarschijnlijk afstammeling van Franse Hugenoten, en getrouwd met Anthoinette d'Outreleau, mogelijk familie van de predikant Louis d'Outreleau an de Waalse kerk te Middelburg. Hij werd in 1667 door kapitein Dubois uit Berbice, nu deel van (Brits) Guyana, gehaald om secretaris te worden van Abraham Crijnssen. Hij werd vervolgens commies van de vivres en ammunitie en daarna ontvanger-generaal van 's Lands middelen. Dat hij mogelijk van Franse afkomst is wordt afgeleid van het feit dat hij zijn brieven ook in het Frans schreef.

Abraham Crijnssen had tijdens de Tweede Engelse Oorlog als commandeur Fort Zeelandia in februari 1667 Suriname veroverd op de Engelsen. Hij ging verder met oorlog voeren op Tobago, Sint Eustatius, Martinique en Nevis en voer zelfs door tot Virginia. Daar in de monding van de Jamesrivier veroverde hij een vloot van schepen volgeladen met tabak. Nicolaas Combe was een heel ander type man dan Abraham Crijnssen. In een door oorlog verscheurd Suriname, dreigden Indianen de suikerrietplantages in brand te steken en vele plantage-eigenaren dachten eraan om weg te trekken. Om het tij te keren en ook om zijn eigen plantages niet ten onder te laten gaan, richtte Combe zich op het besturen van het land. Door zijn ambten en zijn striktheid was hij niet erg populair. Hij meldde verschillende corruptiezaken: Gouverneur Johannes Heinsius had hem al in geen vier jaar loon betaald, maar hij inde zelf wel diverse belastingen; kapitein Dubois werd beschuldigd van diefstal; en eerder werden ook de kwalijke praktijken van gouverneur ad interim Pieter Versterre al gemeld.

Na twaalf jaar dienst legde hij zijn ambt in de kolonie neer. Combe lijkt een godsdienstig man te zijn geweest: in 1669 werd hij de eerste diaken in de Hervormde Kerk en in 1690 volgde zijn benoeming tot kerkmeester. In dat jaar werd hij ook Commissaris van de desolate boedelkamer. Hij overleed in Paramaribo in 1691. In Paramaribo is een wijk Combé naar hem genoemd. Eerder was daar de plantage Combé die rond 1800 werd verkaveld, waarna de eerste huizen werden gebouwd. Er bestaat ook nog steeds een Kleine- en Grote Combéweg. Zijn vrouw Antoinette hertrouwde in 1692 met Johannes van Dijk.[1]

Literatuur

Sites

Noten

  1. Suriname.nu, Nicolaas Combe en wiki Nicolaas Combe

 

 

 

 

 

Bij deze context horen de volgende brieven: