Inhoud brief
Deze brief werd op 19 december 1671 door Marcus Brandt vanuit Suriname geschreven naar Willem de Backer, coopman te Vlissingen. Eerst maakt hij melding van een eerdere brief, welke per schipper Laurens Dubbeldemuts met de Gecronde putt naar Willem de Backer is verstuurd, en een vrachtbrief bevatte voor 160 stukken 'Specklwood.' De huidige brief gaat mee met het schip Fort Zeelandia onder schipper Cornelis Bastiaensen, en bevat eveneens een vrachtbrief voor vijf oxhoofden uit New-England, en één Surinaams oxhoofd suiker. Deze oxhoofden zijn duidelijk gemerkt voor de betreffende koopman. Marcus schrijft verder, dat hij het totale gewicht te zijner tijd zal laten weten, en verzoekt Willem de Backer hem Clarrett wijn en boter te sturen. Verder is er weinig nieuws, aangezien er al vier maanden geen schip is aangekomen, behalve een klein schip met vijftig neger-slaven. Tenslotte schrijft hij, dat er geen hoop meer is voor een zekere John en (vrouw?) en dat er in het land grote behoefte is aan allerlei zaken. Hij sluit af met 'onderdanige dienaar', maar hoe de zakelijke relatie precies in elkaar zit is onduidelijk.
Marcus Brandt
Willem de Backer
In augustus 1685 werd een Willem de Backer als lidmaat van de Nederduitsch-gereformeerde kerk in Vlissingen ingeschreven vanuit Eustatius. Hij was woonachtig in de Breewaterstraat. Of dit ook de vendumeester betreft is echter onduidelijk.[1]
Literatuur
- G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
- John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
- F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
Noten
- ↑ Gemeentearchief Vlissingen, DTBL Vlissingen 24 (NG Lidmatenregister 1673-1716)