Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

De in Bordeaux woonachtige Van Hendrecht liet op 14 juli 1666 aan Jan van der Plasse weten dat hij al enige tijd op bericht van hem wachtte, maar dit nu via enkele Zierikzeese opvarenden had vernomen. Dat nieuws werd hem door een voormalige leraar verteld. Zelf meldt hij met zijn vrouw en twee kinderen in goede gezondheid in de wijnstad te leven en het er goed naar de zin te hebben. Liefst was het gezin al een keer op bezoek gekomen in de Republiek, maar de oorlog verhinderde dat. Hij gaat er echter vanuit dat het in 1667 wel zal lukken. Daarin zou hij gelijk krijgen, want de Tweede Engelse Oorlog werd toen beëindigd. Hij hoopte dan ook dat de Engelsen spoedig gedwongen zouden worden tot het sluiten van de vrede met de Republiek. Daaraan voegde hij nog een belediging aan het adres van de Engelsen toe: bidde ... wij gedurich d[e] overhand van die dieven mogen gekrijgen.

Biografische gegevens Jan van der Plasse

Jan van der Plasse en Maetgen Jochumsse passeren op 1 februari 1667 een testament op de langst levende voor notaris Maerten van der Maes te Zierikzee. Van Van der Plasse werd daarin veremld dat hij ziek te bed ligt. Zijn vrouw is nog gaende en staende, maar beiden zijn hun verstant, memorie ende vijff sinnen wel machtich ende gebruickende. [1] Daarmee wil Van der Plasse waarschijnlijk de financiële toekomst voor zijn vrouw waarborgen.

Noten

  1. ZA, RAZE, inv.nr. 3990-85/95

 

 

 

 

 

 

Bij deze context horen de volgende brieven: