Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Rede ParamariboDe rede van Paramaribo in het laatste kwart van de zeventiende eeuwHoewel schrijver Jan Adriaensen het Nederlands slecht machtig is, blijkt zijn brief bijzonder informatief. Zo wordt al in de eerste zin duidelijk dat de aan de weduwe Maaike Oranje gerichtte brief zijn moeder is die met haar eigen naam Maaike van Dale heet. Omdat de schrijver zelf Jan Adriaensen heet en hij haar op naam van haar overleden man Oranje aanschrijft is zijn moeder waarschijnlijk al voor de tweede maal weduwe geworden.
Adriaensen geeft aan dat hij hun twee brieven beide ontvangen heeft en blij is dat iedereen thuis gezond is. Zelf is hij ook nog steeds gezond, hetgeen lang niet iedereen die in die tijd in de binnenlanden van Suriname moest werken hem kon navertellen. Adriaensen excuseert zich dat hij niet veel heeft geschreven, maar daar is een reden voor. Hij werkt ver stroomopwaarts op de rivier en heeft dus weinig tot geen contact met opvarenden van schepen die gaan vertrekken noch weet hij wanneer schepen weggaan. Hij is zeer benieuwd of het vaatje suiker dat hij eerder al met de schoonzoon van De Lou had meegestuurd in Middelburg is gearriveerd. Eigenlijk had hij hierover al bericht verwacht omdat hij kennelijk schipper Jan Andriessen in Suriname heeft gesproken. Deze was drie dagen later vertrokken vanuit Middelburg dan het schip waarmee de suiker was gearriveerd. Adriaensen wilde eigenlijk al eerder naar huis, maar moet noodgedwongen op zijn 'maat', de aflossing, wachten voordat hij terug naar Zeeland kan. Afgaand op de opmerkingen over de eerdere werkzaamheden is de schrijver waarschijnlijk een soldaat geweest die plantages hoger gelegen aan de riviermonding moet beschermen en wellicht ook wordt ingezet tegen weggelopen slaven en indianen. Op aandringen van zijn moeder bevestigd Jan dat hij een testament heeft op laten maken bij Carel Abrahamsen, waarin staat dat al zijn bezittingen na zijn eventuele dood terug gaan naar de familie in Middelburg. Adriaensen sluit af met een groet aan de overige gezinsleden Dijna, Maaike en Adriaan.

Taal in de brief
Jan Adriaensen schrijft niet alleen veel woorden volgens de Zeeuwse uitspraak, hij doet dit ook nog eens fonetisch. Zo maakt hij van de Kousteensedijk de Koustènse dick, waarbij de i van dijk als ie wordt uitgesproken. Ook de naam van de notaris, Abrahamsen wordt op de Zeeuws spreekwijze, 'Abramse' gespeld.

Biografische gegevens
Adriaensen noch zijn moeder Maaike Oranje of van Dale konden met zekerheid worden getraceerd. Weliswaar komt er een matroos Jan Adriaansen uit Middelburg voor op de monsterrollen van de Admiraliteit Zeeland, maar dat is pas na 1705. Dat zou betekenen dat Adriaensen meer dan dertig jaar in dezelfde functie als zeeman werkzaam zou zijn geweest, hetgeen niet aannemelijk is.[1] 

Literatuur 
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*F. Oudschans Dentz, 'De herkomst en betekenis van Surinaamse plantagenamen', in: De West-Indische Gids 26/nr. 1 (1944) 147-180.

Noten

  1. P.F. Poortvliet, De bemanningen der schepen van de Admiraliteit van Zeeland 1710-1719 (uitgave NGV Afdeling Zeeland 1995-1997) nummer 57934. Deze Jan Andriessen monsterde op 14 februari 1705 aan op 's lands schip Standvastigheid en deserteerde op 28 mei 1705. Daarna komt deze nogmaals terug op een poon van de Admiraliteit Zeeland van 9 mei 1708 tot 1 januari 1709.

 

 

 

 

 

Bij deze context horen de volgende brieven: