Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Suikermolen Suriname HCA30 1058Tekening van een op waterkracht aangedreven suikermolen uit 1672, foto: J. Francke, mei 2017, bron: TNA, HCA 30, inv.nr. 1058Nicolaas Combe schreef op 29 december 1671 vanuit Suriname aan koopman en (voormalig?) kapitein Adriaan Liefhebber in Middelburg dat hij twee pijpen met brandewijn en 2.877 pond suiker aan hem had verstuurd, die gemerkt was met het teken D.B. Hij voegt het cognossement daarvan bij. Daarnaast stuurt hij nog een cognossement van een pijp, suiker en zestien tonnen letterhout van 1.200 pond van de overleden Cornelis Christiaansen aan diens weduwe. Hij stuurde die vracht mee met het schip Fort Zeelandia van Cornelis Bastiaensen. Twee pijpen brandewijn en suiker van Christiaansen waren met Cornelis Berge meegestuurd. Combe spreekt enige vrees uit voor het verstrekte krediet aan de jonge plantage-eigenaar Maxwell, die drie weken daarvoor overleed en waarvan Liefhebber de grootste crediteur is. Maxwell heeft echter een zeer mooie en nieuwe plantage nagelaten en weinig schulden. Combe vreest meer voor de aflossing van de schuld van de Joodse Raphael Aboab, waarover hij al contact heeft gezocht met gouverneur Versterre en diens secretaris De Huijbert. Later in zijn brief meldt hij dat hij inmiddels 1.500 pond suiker van Aboab heeft ontvangen ter aflossing van de schuld van een verloren gegaan schip. Dit heeft hij met Cornelis Bergen meegestuurd op de Poelwijck, samen met twee oxhoofden Franse brandewijn en een 'kontje' van 92 pond suiker in een half oxhoofd. Bergen vertrok eerst nog naar Essequebo om daar nog meer suiker op te halen. Ook plantage-eigenaar Parduijn heeft wegens schulden zijn plantage moeten verkopen. Schipper Jacob Soeteling was op 23 december 1671 in Suriname gearriveerd. Omdat hij veel storm op zee had gehad was men bevreesd voor het lot van kapitein Jan Andriesen die nog moest arriveren. De kapiteinen Claas Raes en Jan Dommisse zijn al eerder gearriveerd en hadden hun lading slaven (negros) twee dagen eerder al verkocht. Eerder al heeft Combe een afrekening met een kwitantie ter waarde van 1.704 pond op naam van Jan Volkertsen meegestuurd met schipper Laurens Francque Dubbeldemuts en ook een obligatie van een kwitantie voor 660 pond suiker. Dat Combe meerdere dagen over zijn brief geschreven heeft blijkt als hij meldt dat schipper Jan Andriesen tot opluchting van eenieder veilig in Suriname is aangekomen. Schipper Voogt uit Amsterdam is ook aangekomen en deze had een lading van 46 Noorse paarden bij. Tijdens de reis zijn er slechts acht verloren gegaan.

Biografische gegevens Adriaan Liefhebber en Cornelis Berghe

Adriaan Liefhebber is waarschijnlijk geen actief kapitein meer en heeft zich als koopman in Middelburg gevestigd. Hier wordt hij op 14 oktober 1668 benoemd als diaken van de Kerkenraad van de Nederduits Gereformeerde Gemeente van Middelburg.[1]

Nicolaas Combe

Nicolaas Combe (ca. 1650-1691) was waarschijnlijk afstammeling van Franse Hugenoten, en getrouwd met Anthoinette d'Outreleau, mogelijk familie van de predikant Louis d'Outreleau an de Waalse kerk te Middelburg. Hij werd in 1667 door kapitein Dubois uit Berbice, nu deel van (Brits) Guyana, gehaald om secretaris te worden van Abraham Crijnssen. Hij werd vervolgens commies van de vivres en ammunitie en daarna ontvanger-generaal van 's Lands middelen. Combe is mogelijk van Franse afkomst. Hij schreef in ieder geval een deel van zijn brieven in het Frans, al was dat in die tijd ook in ambtelijke stukken niet ongebruikelijk.

Abraham Crijnssen had tijdens de Tweede Engelse Oorlog als commandeur Fort Zeelandia in februari 1667 Suriname veroverd op de Engelsen. Hij ging verder met oorlog voeren op Tobago, Sint Eustatius, Martinique en Nevis en voer zelfs door tot Virginia. Daar in de monding van de Jamesrivier veroverde hij een vloot van schepen volgeladen met tabak. Nicolaas Combe was een heel ander type man dan Abraham Crijnssen. In een door oorlog verscheurd Suriname, dreigden Indianen de suikerrietplantages in brand te steken en vele plantage-eigenaren dachten eraan om weg te trekken. Om het tij te keren en ook om zijn eigen plantages niet ten onder te laten gaan, richtte Combe zich op het besturen van het land. Door zijn ambten en zijn striktheid was hij niet erg populair. Hij meldde verschillende corruptiezaken: Gouverneur Johannes Heinsius had hem al in geen vier jaar loon betaald, maar hij inde zelf wel diverse belastingen; kapitein Dubois werd beschuldigd van diefstal; en eerder werden ook de kwalijke praktijken van gouverneur ad interim Pieter Versterre al gemeld.

Na twaalf jaar dienst legde hij zijn ambt in de kolonie neer. Combe lijkt een godsdienstig man te zijn geweest: in 1669 werd hij de eerste diaken in de Hervormde Kerk en in 1690 volgde zijn benoeming tot kerkmeester. In dat jaar werd hij ook Commissaris van de desolate boedelkamer. Hij overleed in Paramaribo in 1691. In Paramaribo is een wijk Combé naar hem genoemd. Eerder was daar de plantage Combé die rond 1800 werd verkaveld, waarna de eerste huizen werden gebouwd. Er bestaat ook nog steeds een Kleine- en Grote Combéweg. Zijn vrouw Antoinette hertrouwde in 1692 met Johannes van Dijk.[2]

Literatuur

Noten

  1. F. Nagtglas, 'De algemeene kerkeraad der Nederduitsch-hervormde gemeente te Middelburg van 1574-1860' (Middelburg 1860) 158.
  2. Suriname.nu, Nicolaas Combe en wiki Nicolaas Combe

 

 

 

 

 

Bij deze context horen de volgende brieven: