Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief 24 december 1671
Suriname Koffieplantage Marienbosch 1850 Willem de Klerk Rijksmuseum SK A 4087Koffieplantage Marienbosch in Suriname, olieverfschilderij van Willem de Klerk, ca. 1850, collectie Rijksmuseum, AmsterdamIn zijn brief vanuit Suriname, aan Anne Geneveve te Middelburg, op 24 december 1671, schrijft Nicolas Combe zich te verheugen over de verbeterde gezondheid van haar vader, de heer de Huijbert van wie hij bang was een overlijdensbericht te zullen ontvangen per eerste schip. Dat [de zonen?] joncker en Maximilian de Huijbert beiden een bevordering hebben ontvangen in dienst van het leger ziet hij als een bemoediging voor hen om hun kwaliteiten naar behoren te kunnen uitvoeren en ontplooien. Nicolas schrijft op het moment jonker de Huijbert te verzorgen, die bij hem verblijft en al twee dagen 'koortsziek' is. Hij spreekt de hoop uit dat er niets ernstigs aan de hand is en zegt dat de jonker erg verlangt naar zijn vaderland om zijn ouders en vrienden weer te zien. Zelf kan Nicolas Combe meepraten over een hardnekkige ziekte met koorts, die kwam en ging en hem afmatte. En niet alleen hij, alsook vele inwoners met hem. De ziekte manifesteerde zich vooral tijdens de regens, hoewel Nicolas vindt dat de tijd van droogte moeilijker te harden is. De rivieren zijn voorzien van schepen, waaronder twee uit Zeeland, toebehorend aan de heer Verpoorte. Daarop bevinden zich zwarte mensen, slaven, uit Angola die met bevredigende opbrengst verkocht worden. Daarna zullen de schepen voorzien worden van suiker. Tenslotte spreekt Combe de hoop uit dat zijn weldoener, de heer Huijbert, zijn goede gezondheid terug zal krijgen en zal besluiten terug te keren naar de kolonie om die tot volle bloei te brengen. Hij bedankt Anne en haar vader voor al de goede gaven die zij met het schip ‘Aerdenburg’ naar hem gezonden hebben, tezamen met de vracht van zijn vriend Herman. Bovendien wenst hij Amilia een voorspoedige bevalling.

Inhoud brief 7 januari 1672
In een groot deel van zijn brief van 7 januari 1672, put Nicolaas Combe zich uit in verontschuldiging. Hij vraagt Anne Geneveve de Huijbert een goed woordje voor hem te doen bij haar moeder.[1] Deze zond hem kruidnagels en witte peper, waarop hij vergeten is, haar hiervoor te bedanken. Het gaat hem beter dan in het verleden, niet in de laatste plaats door goedgunstigheid van haar familie. Het heeft Combe zeer aangegrepen dat Amilia zó’n armoedig huwelijk aangegaan is dat zij en haar man nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden tijdens het beheer van hun zaak in Vlissingen. Verder deelt Nicolaas mee druk te zijn met schrijfwerk, wanneer de schepen klaar zijn voor vertrek. Hij heeft nog rekeningen te vereffenen met kooplieden uit Zeeland. Hij beëindigt zijn brief met goede wensen aan en hoogachting voor Anne en haar familie.

Nicolas Combe
Nicolaas Combe (ca. 1650-1691) was waarschijnlijk afstammeling van Franse Hugenoten, en getrouwd met Anthoinette d'Outreleau, mogelijk familie van de predikant Louis d'Outreleau an de Waalse kerk te Middelburg. Hij werd in 1667 door kapitein Dubois uit Berbice, nu deel van (Brits) Guyana, gehaald om secretaris te worden van Abraham Crijnssen. Hij werd vervolgens commies van de vivres en ammunitie en daarna ontvanger-generaal van 's Lands middelen. Dat hij mogelijk van Franse afkomst is wordt afgeleid van het feit dat hij zijn brieven in het Frans schrijft.

Abraham Crijnssen had tijdens de Tweede Engelse Oorlog als commandeur Fort Zeelandia in februari 1667 Suriname veroverd op de Engelsen. Hij ging verder met oorlog voeren op Tobago, Sint Eustatius, Martinique en Nevis en voer zelfs door tot Virginia. Daar in de monding van de Jamesrivier veroverde hij een vloot van schepen volgeladen met tabak. Nicolaas Combe was een heel ander type man dan Abraham Crijnssen. In een door oorlog verscheurd Suriname, dreigden Indianen de suikerrietplantages in brand te steken en vele plantage-eigenaren dachten eraan om weg te trekken. Om het tij te keren en ook om zijn eigen plantages niet ten onder te laten gaan, richtte Combe zich op het besturen van het land. Door zijn ambten en zijn striktheid was hij niet erg populair. Hij meldde verschillende corruptiezaken: Gouverneur Johannes Heinsius had hem al in geen vier jaar loon betaald, maar hij inde zelf wel diverse belastingen; kapitein Dubois werd beschuldigd van diefstal; en eerder werden ook de kwalijke praktijken van gouverneur ad interim Pieter Versterre al gemeld.

Na twaalf jaar dienst legde hij zijn ambt in de kolonie neer. Combe lijkt een godsdienstig man te zijn geweest: in 1669 werd hij de eerste diaken in de Hervormde Kerk en in 1690 volgde zijn benoeming tot kerkmeester. In dat jaar werd hij ook Commissaris van de desolate boedelkamer. Hij overleed in Paramaribo in 1691. In Paramaribo is een wijk Combé naar hem genoemd. Eerder was daar de plantage Combé die rond 1800 werd verkaveld, waarna de eerste huizen werden gebouwd. Er bestaat ook nog steeds een Kleine- en Grote Combéweg. Zijn vrouw Antoinette hertrouwde in 1692 met Johannes van Dijk.[2]

Bronnen
Literatuur

Sites

Noten

  1. Zie ook context bij de brief aan Levina Munninck
  2. Suriname.nu, Nicolaas Combe en wiki Nicolaas Combe

 

 

 

 

 

 

Bij deze context horen de volgende brieven: