Inhoud brief
Op 6 januari 1781 schreef Johan Willem Sextroh vnauit Curaçao aan Joost IJzerman, koopman te Zierikzee. Hij stuurt een verkooprekening aan IJzerman en de heren Heshuijsen & De Jonge van de vracht die hij van Zierikzee naar Curaçao heeft gebracht, waarbij hij opmerkt dat IJzerman hiervan al op de hoogte zal zijn. Hij meldt dat hij er vanuit gaat dat beiden zijn schrijven van 11 november 1780 al ontvangen hebben en dat hij gehandeld heeft zoals hij daarin geschreven heeft. De handel loopt nog niet, want Sextroh laat weten dat ‘wat de negotie betreffd is nog bedroeftt slegt.’ Er worden elke dag wel venduverkopingen georganiseerd, maar de goederen gaan voor een appel en een ei weg: ‘besonder provisies die alle daage in publijke vendu genoegsaam te geeff verkogt worden.’ In de brief van 11 november had Sextroh gemeld dat hij dacht naar het eiland St. Domingo te vertrekken, maar hij zag daarvan af. Wel geeft hij aan niet direct naar Zierikzee te kunnen vertrekken. Daarom zal hij de retourvracht met kapitein Barend Akkerdaas verschepen. Deze zal in ieder geval voor Sextroh vertrekken. Hij feliciteert IJzerman met het nieuwe jaar en geeft een zegen af voor al zijn koophandel en ondernemingen op dat zulks mag strekken tot uw eer en voordeel, bloey van stad en land.’ Hij meld dat retourgoederen in de kolonie tegen hoge prijzen worden verkocht, koffie tegen 7 stuivers per pond, Braziliaanse suiker 9,5 tot 10 ? per piaster en Carakese cacao (cacao uit Caracas) 30 piaster (per pond?). Sextroh sluit af met het verzoek om Job Vis (notaris van Heshuijsen & De Jonge) en Johan Lokker de ‘complimenten’ te maken.[1]
Bijgevoegd is de rekening van de verkoop van de goederen die Sextroh met de Vrouw Catharina Jacoba vanuit Zierikzee naar St. Eustatius en Curaçao zou brengen, en op beide eilanden verkocht zijn voor rekening en risico van de heren Heshuijsen & De Jonge op 6 januari 1781 ondertekent. Na aftrek van alle inkomsten uit de verkoop van onder meer stokvis, kabel, beschadigd linnen en een kist met diverse goederen, waarbij Sextroh niet minder dan 8% van de verkoopwaarde opstreek, bleef er uiteindelijk een bedrag van fl. 1.791,17 over. De verkoopwaarde van de kist met diverse ongespecificeerde goederen bedroeg veruit het meeste van alle verkochte goederen, 906 gulden.[2]
Aan de verkoop van de goederen in in Curaçao hield Sextroh twee bedragen van fl. 115:--:4 en 143:2:2 over, tezamen fl. 258,13. Aan dat geld heeft Sextroh vooralsnog weinig gehad, aangezien hij niet voor de zomer van 1782 terugkeerde in de Republiek.[3]
Joost IJzerman en rederij Heshuijsen & De Jonge
De rederij Heshuijsen & De Jonge werd in 1763 opgericht door Andries Heshuijsen en Marinus Bonifacius de Jonge. In 1773 overleed Marinus Bonifacius de Jonge op 36-jarige leeftijd, en Andries Heshijsen stierf in 1776. Tot aan de venia ætatis (de meerderjarigheidsverklaring) van Cornelis de Jonge (1764-1852), de oudste zoon van Marinus Bonifacius, zou Joost IJzerman de zaken van de firma behartigen. Hij was kassier en later boekhouder bij de firma.[4] Joost IJzerman werd geboren in Brouwershaven en daar op 8 januari 1739 gedoopt. Hij was een zoon van Engel IJzerman en Elisabeth Hendriks en getrouwd met Helena Houwer. Hij overleed waarschijnlijk voor 1800. Bij het Patriottenoproer in Zierikzee van 1787 was het huis van IJzerman, waarvan gezegd werd dat hij koopman en zeilmaker was, in de Nieuwe Boogaardstraat te Zierikzee van onderen geheel geplunderd.[5]
Johan Willem Sextroh
Van Johan Willem Sextroh is bekend dat hij in Osnabrück werd geboren, rond 1779 via Duinkerken naar Zierikzee kwam en in 1788 op de terugreis vanuit Berbice op St. Thomas, thans Sao Tomé (een van de Maagdeneilanden) overleed en daar ook werd begraven. Hij liet toen een vrouw en twee kinderen na. Sextroh was getrouwd met Maria Petronella du Vernois (overleden 21 april 1791).[6] Nadat Sextroh in mei 1782 via Amsterdam terugkeerde in Zierikzee van zijn reis naar Curaçao werd hij aangesteld als kaperkapitein op het schip de Goede Verwagting. Daarmee nam hij op 28 oktober 1782 in dienst van de rederij Heshuijsen & De Jonge de Engelse pakketboot The Dolphyn, van kapitein Matthew Flynn, op weg van Hellevoetsluis naar Harwich.[7] Van die actie van Sextroh werd door Jan Kobell een gravure gemaakt.[8] Op 12 februari 1787 bleek Sextroh niet langer het bevel over een schip te voeren. Hij wilde een eigen schip kopen met Zierikzee als thuishaven. Daartoe vroeg hij een premie om de vaart op Afrika gaan beginnen. De Raad van Zierikzee formuleerde hierop het volgende voorstel: Sextroh zou een premie van ƒ 1.000,- krijgen als de goederen die hij meebracht in Zierikzee werden verkocht. Werden de goederen alleen overgeslagen in Zierikzee dan zou de premie ƒ 600,- worden. In een boek van de Weeskamer van Zierikzee is sprake van een bedrag van ƒ 168,- dat aan het spaartegoed van de wees van J.W. Sextroh zou worden toegevoegd.[9] Dit bedroeg 4% rente van het bedrag dat voor de wees (Jan Frederik?) nog bij de Weeskamer lag.
De reis van de Vrouw Catharina Jacoba (1780-1782)
Zierikzee is in de 18de eeuw een florerende haven, maar in het derde kwart lopen de winsten terug en proberen reders zich op West-Indië te richten. In 1780 reden zij zo'n dertig schepen uit die dat jaar ongeveer honderd reizen maken. Een van die schepen is het fregat de Vrouw Catharina Jacoba van de reder Gilles van IJsselstein (zie ook andere Zee(uw)post brieven) met als kapitein Johan Willem Sextroh. Het schip vertrekt op 28 juli 1780 met stukgoed en dertig bemanningsleden naar Sint-Eustatius via Curaçao.[10] Opmerkelijk is dat Sextroh geen gewag maakt van onrechtmatig gedrag van bemanningsleden, terwijl uit een andere brief ernstige overtredingen van de opvarenden tijdens deze reis bekend zijn.[11]
Als op 20 december 1780 de Vierde Engelse Oorlog uitbreekt wordt in februari 1781 St. Eustatius ingenomen. Curaçao blijft voor de Nederlanders behouden. Het schip van Sextroh wordt gevorderd en wordt ingezet in de wateren rondom het eiland. Sextroh zet extra bemanning aan boord, tot 84 koppen en het schip wordt met 31 stuks geschut bewapend. Het patrouilleren neemt de nodige tijd in beslag. Het schip blijft tot 5 april 1782 kruisen in de wateren rond Curaçao, waarna het rustiger is en het schip op 20 juni 1782 (onder Oostenrijkse vlag) terugkeert in de haven van Amsterdam na een reis van bijna twee jaar.[12] Kapitein Sextroh zou grote bekendheid verwerven door na deze reis als kaperkapitein de Engelse pakketboot Dolphin buit te nemen met zijn schip de Goede Verwagting.
Literatuur
- Erik van der Doe, 'De kaper gekaapt. Engelse post door kaperkapitein Sextroh opgebracht in Zierikzee', in: Erik van der Doe, Perry Moree en Dirk J. Tang (red.), De dominee met het stenen hart en andere overzeese briefgeheimen Sailing Letters Journaal I (Zutphen, 2008) 104-108.
- F. van der Doe, 'Zeevarenden in het 18de-eeuwse Zierikzee', in: A.C. Meijer, L.R. Priester en H. Uil, (red.), Gids voor historisch onderzoek in Zeeland (Amsterdam, 1991) 49-56.
- Johan Phil.zn. de Kanter, Chronijk van Zierikzee (Zierikzee, 1794).
Noten
- ↑ TNA HCA 30, inv.nr. 352. Brief 6 januari 1781
- ↑ TNA HCA 30, inv.nr. 352. Brief 6 januari 1781
- ↑ TNA HCA 30, inv.nr. 352. Brief 6 januari 1781
- ↑ Ruud Paesie, ‘Heshuijsen & De Jonge, ‘een firma voor velerlei handel’, in: Kroniek van het land van de zeemeermin (Schouwen-Duiveland) 33 (2008) 13-14, 16.
- ↑ Johan Phil.zn. de Kanter, Chronijk van Zierikzee (Zierikzee, 1794) 355.
- ↑ Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, poorterboeken. Uit het stuk met de code ZZ28-2256 blijkt dat Sextroh, 42 jaar oud, poorter van Zierikzee is geworden op 10 mei 1779. Hij had 3 kinderen: Johannes Anthonius (1767), Isabella Josepha (1769) en Jan Frederik (1774 - overleden 17 september 1798)
- ↑ De Blauwe Wimpel 14 (1959) 366-371.
- ↑ Van deze gravure bestaan vele exemplaren, onder meer in de Topografisch-Historische Atlas van Zierikzee, lade 067.
- ↑ Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Weeskamer Zierikzee 44-72, 11 oktober 1799
- ↑ F. van der Doe, 'Zeevarenden in het 18de-eeuwse Zierikzee', 49-56
- ↑ TNA, HCA 30, inv.nr. 357, Brief aan: weduwe Hans Roelands Capellestraat Zierikzee (6 januari 1781)
- ↑ Erik van der Doe, 'De kaper gekaapt', 104-105
Bij deze context horen de volgende brieven: