Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Cornelis schrijft zijn oom Jacob Frederiks en wellicht diens vrouw (Meyye - moeder?) in het gasthuis van Zierikzee dat hij nog steeds gezond is en hoopt dat ook zij zijn brief in welstand zullen ontvangen.

Cornelis verblijft in Curaçao, waar het schip in de haven ligt. De bemanning van het schip verwacht met een lading cacaobonen naar Amsterdam te vertrekken, maar de schrijver weet dat die bestemming in het geheim is gewijzigd in Spanje. Hij vraagt zijn oom echter om hier verder geen ruchtbaarheid aan te geven. Eenmaal in Spanje is het de bedoeling dat vandaar met zout op Zierikzee naar huis wordt gevaren. Cornelis hoopt dat hij met de Zierikzeese kermis ('kirmes') weer thuis zal zijn. Daarnaast maakt Cornelis een niet voor de hand liggende opmerking over het aankomen van kapitein Akkerdaas uit de kolonie Demerary (Timmerare) in Curaçao, acht weken daarvoor. Wellicht dat oom Jacob Frederiks een bekende is van kapitein Barend Akkerdaas. Deze vaart waarschijnlijk voor een particuliere reder of smokkelaar, want hij zeilt niet voor de Directie van de Sociëteit voor Essequebo en annexe Rivieren, terwijl hij wel uit Demerary komt. Hoewel Akkerdaas er al twee maanden ligt is zijn schip nog steeds niet uitgeladen. Het is dan ook erg druk bij het eiland, waar ongetwijfeld door de oorlogsdreiging ontzettend veel schepen verzameld zijn. Er liggen wel '50 Hollandse' schepen op de rede. Cornelis hoopt met drie maanden, in april 1781 naar huis te vertrekken. Hoewel het eiland in Nederlandse handen blijft tijdens de op 20 december 1780 uitgebroken oorlog met Engeland zal het schip er vermoedelijk nog geruime tijd gelegen hebben. Waarschijnlijk kon het schip waarop Cornelis voer pas in het voorjaar van 1782, toen de dreiging van de Engelsen wat minder geworden was, terugkeren naar Zierikzee.[1]

Of het uit beleefdheid van Cornelis is of niet weten we niet, maar de wens tot 'zegen en gezondheid' in het nieuwe jaar die hij aan zijn oom uitspreekt is natuurlijk nogal overdreven, aangezien de schrijver zelf zeer goed op de hoogte is met het gegeven dat deze brief nooit voor april 1781 op de plaats van bestemming zou zijn aangekomen.

Zierikzee eind 18de eeuw

Zierikzee is in de 18de eeuw een florerende haven, maar in het derde kwart lopen de winsten terug en proberen reders zich op West-Indië te richten. In 1780 reden zij zo'n dertig schepen uit die dat jaar ongeveer honderd reizen maken. Vele daarvan varen op de West, en Cornelis zit op zo een schip.[2]

Biografische gegevens Jacob Frederiks, R. Cornelis en kapitein Barend Akkerdaas

De kapitein Akkerdaas moet Barend Akkerdaas zijn. Deze komt namelijk voor in een brief die kapitein Johan Willem Sextroh op 21 oktober 1780 vanuit Curaçao naar Zierikzee schrijft: 'Alsoo capteyn Barend Akkerdaas den 14 deesen van Demerary alhier gearriveerd is.' [3]

Bronnen

Noten

  1. Erik van der Doe, 'De kaper gekaapt', 104-105
  2. F. van der Doe, 'Zeevarenden in het 18de-eeuwse Zierikzee', 49-56
  3. TNA HCA 30 inv.nr. 351, Brief van Johan Willem Sextroh aan Aart van den Broeke, 21 oktober 1780

 

 

 

Bij deze context horen de volgende brieven: