Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud schoonschrift

De enigszins kinderlijke tekening (grote vlaggen) van Jacob Smit van een VOC-schip op een pagina van zijn schoonschriftDe enigszins kinderlijke tekening (grote vlaggen) van Jacob Smit van een VOC-schip op een pagina van zijn schoonschrift

De eerste pagina begint met de tekst Een schoone bloem is kort Op de tweede lesdag volgt herhaling en uitbreiding. Nu wordt de zin: bloem is kort van duure. Daarbij schrijft de leerling de tekst zo vaak op als deze op een regel past. Op de derde pagina volgt 'coniungeer' en 'drievuldig' Hierna volgen oefeningen voor het alfabet in kleine en hoofdletters. Op pagina vijf wordt 'geadmitteere' en 'hinderingen' geschreven. De daaropvolgende pagina omvat de woorden 'inzinuaatie' en 'Kommewijne.' Klaarblijkelijk is de docent ook in de West geweest, want dit is de naam van een rivier in Suriname. Hierop volgen 'mandemente', 'nimmermeer', 'onnezimun', 'peereboomen', 'quintilianus', 'remarkabele' en op pagina 10: 'Seneca was trouwhertige', waarmee de docent een uitstapje naar de klassieken neemt. Op pagina 11 staan 'uurwerken' en 'veriabelijke', maar het laatste woord wordt niet nageschreven. In plaats daarvan worden de letters u, ij en z geoefend. Op de linker pagina is een paard getekend. Op pagina 12 volgt dan 'wandelingen' en 'Xerxes was een' Ook de laatste zin is hier niet herhaald, terwijl onderaan de pagina in een ander schrift staat vermeld: mijn glas loop vas maar noijt van pas Op pagina 13 volgt de zin: des Heeren die heeft gesproke. Over meerdere pagina's volgt dan: wie zal mij voeren in een vas-te stad. Wie zal mij leijden in waarbij niet op de pagina's is geschreven, maar diverse zwanen, een zeemeermin, enkele torso's en een soort destilleerketel zijn getekend. Op de voorlaatste pagina staat als bovenste regel die met schepen ter zee afvaare. Hierbij is een driemastschip en een vrouwentorso getekend, terwijl met potlood de namen Gouda en Amsterdam zijn geschreven. Op de allerlaatste pagina staat de voorbeeldregel Handel doende de werken des. Tevens staan er twee tekeningen van VOC-schepen. Dwars op de pagina staan twee handschriften door elkaar heen. Die van Jacob Smit die zijn naam spelt en de namen Jaap, Jaanna en Geessje schrijft en die van een ander die de woorden 'de Jonge Jan van Dort' (kennelijk een schip) en nog een aantekening voor een schuld noteert: Mijn Heer, de Heer, nn debet aan M[onsieu]r nn, Johannes Vos. Klaarblijkelijk werd het schrift aanvankelijk gebruikt als kasboekje van een koopman. Zo vinden we eerder op pagina 3, in een ander handschrift ook de aantekeningen: De He[e]r Pieter Pool, deebed aan Johannes Vos voor 3 quart anker besten wijn.

Het schoonschrift werd geschreven in het tijdvak voorafgaand aan 20 januari 1781 en meegegeven met het schip de Dankbaarheid van de VOC-kamer Rotterdam onder bevel van Hendrik Steedsel. Het schip vertrok op 20 januari 1781 uit Bengalen en werd na een verblijf van enkele weken bij Kaap de Goede Hoop tenslotte op 21 juli 1781 door de Engelsen veroverd in de Saldanhabaai, ongeveer 60 mijl noordelijker.[1]

Lesmethode
In het schoonschrift wordt de voorbeeldregel steeds bovenaan de pagina geschreven. Soms over de hele breedte van het schrift, soms over de breedte van de pagina. Zeer waarschijnlijk heeft de docent bij zijn leerling gestaan. In het schrift is goed te zien dat de leerling een korte concentratie heeft. Soms worden er al in enkele regels minder letters gebruikt dan in het bovenstaande woord. Waaruit tevens blijkt dat de leerling telkens naar de bovenliggende regel kijkt. Kennelijk is de docent soms aanwezig geweest, want nog tijdens het schrijven worden dan één of meer correcties toegepast. Ook wordt halverwege de pagina een enkele maal van tekst gewisseld.

Jacob Smit
Het is zeer waarschijnlijk dat dit schoonschrift toebehoorde aan Jacob Smit, wiens naam meermalen in het schrift voorkomt. Helaas komt deze naam vaak voor en zijn er geen opvarenden van de Dankbaarheid bekend op de retourreis langs Kaap de Goede Hoop.

Youtube

 

youtube
 Presentatie van het boekje 'Seneca die was trouwhertige', waarin deze brief wordt behandeld.

SaldanhabaaiSaldanhabaai Bron: wikimedia: By Pipples91 - Own work, CC BY-SA 4.0

De Slag om Saldanhabaai (1781)
De Slag om Baai Saldanhabaai ( 21 juli 1781) was een maritieme actie even buiten de Nederlandse Kaap De Goede Hoop kolonie. Een squadron Engelse marineschepen onder commando van commodore George Johnstone nam vijf Nederlandse VOC schepen in beslag en een zesde werd vernietigd. Er waren weinig tot geen Nederlandse slachtoffers en aan Engelse zijde zelfs geen één.
Johnstone had de opdracht om de Nederlandse nederzetting Kaap De Goede Hoop te veroveren. Frankrijk kwam echter achter de plannen van deze missie en stuurde admiraal Bailli de Suffren, die de missie dwarsboomde. Op 16 april 1781 ontmoetten beide vloten elkaar bij de Kaapverdische Eilanden, wat resulteerde in de slag om Porto Praya.
Suffren zeilde naar Kaap De Goede Hoop, terwijl Johnstone in Porto Praya bleef voor herstelwerkzaamheden. Het resultaat was dat Johnstone op een zeer goed verdedigde kolonie stuitte toen hij daar in juli aankwam en besloot om niet aan te vallen. Uit voorzorg hadden de Nederlanders hun vloot, beladen met goederen, westwaarts gestuurd om in Saldana Bay voor anker te gaan. Ze hadden orders om in geval dat de Britten zouden opdagen, hun schepen in brand te steken en te doen zinken. Helaas waren ze niet erg waakzaam. Een van Johnstone’s fregatten, die de Franse driekleur voerde, onderschepte een Nederlandse koopvaarder, die de baai een dag tevoren had verlaten, richting het Oosten. Dit schip was De Held Woltenmade onder kapitein Vrolijk. Hierdoor wist Johnstone waar de Nederlandse vloot zich ophield.
Bij Saldana Bay aangekomen kreeg Johnstone de Nederlandse vloot in het vizier en voer de baai binnen, terwijl hij de Franse vlag voerde. Toen hij de Britse vlag hees, opende hij het vuur en verraste daarbij de Nederlanders compleet. De Nederlanders konden niet ontsnappen en besloten hun schepen te vernietigen, liever dan ze in Engelse handen te laten vallen. Daarom kapten ze de ankertouwen, verwijderden hun topzeilen en probeerden hun schepen te laten stranden. Toen dit was gedaan, trachtten ze hun schepen in brand te steken. De Britten probeerden de vuren te blussen, hetgeen lukte, en de schepen De Dankbaarheid,Parel, Honkoop en Hoogkarspel werden in beslag genomen. Het schip De Middelburg brandde te hevig en explodeerde.[2]
De Britten stuurden de in beslag genomen schepen door naar Engeland. Slechts twee bereikten hun bestemming. Een Frans fregat viel de Hoogkarspel aan, maar deze wist te ontsnappen naar Mount’s Bay, vanwaar ze verder naar Engeland werd begeleid. Ook de Parel werd door twee Franse schepen aangevallen, maar ook zij wist te ontsnappen. De Dankbaarheid en de Honkoop gingen verloren. Het is niet duidelijk of dit het gevolg was van vijandelijkheden of van de grillen van de zee. De brieven afkomstig uit de Dankbaarheid zijn met een Brits schip meegenomen naar Engeland.
De Britten hadden de Dankbaarheid en de Honkoop verzekerd, zodat ze ondanks het verlies van beide schepen toch hun voordeel haalden uit het verzekeringsgeld.

Literatuur

  1. Bruijn, Gaastra en Schöffer 1979, Dutch-Asiatic Shipping, Volume III, 626 en VOC site - schepen
  2. De schepen die buitgemaakt werden: De Dankbaarheid onder kapitein Steedsel, Parel onder kapitein Plockker, Honkoop onder kapitein Land, Hoogkarspel onder kapitein Harmeyer, De Held Woltenmade onder kapitein Vrolijk, De Middelburg onder kapitein van Gennip.

 

 

 

 

 

 

 Bij deze context horen de volgende brieven: