Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

St ChristoffelKaart van St. Christoffel (het huidige St. Kitts) uit 1729. De Zeeuwse nederzetting Caap Ster bevind zich in het uiterste noordwesten van het eiland, bron: Wikimedia CommonsAbraham Lemêtre is handelsagent voor de koopman Reijsselaer uit Middelburg op het eiland St. Christoffel (St. Kitts). Hij verzend hem een wissel voor de verkoop van een pijp madeirawijn en twee kisten met suiker aan boord van kapitein Jan de Meijrre. Het merk dat op de kist stond is in de marge weergegeven als een hoofdletter M met tussen de benen van de M een halve A en R. De suiker en de pijp wegen netto 1.728 (suiker)ponden. In zijn bijbehorende brief, van 6 december 1664 verontschuldigt Lemetre zich, dat hij niet alle waar, als overeengekomen, heeft kunnen verkopen, zoals bombazijnen stof, meerdere paren handschoenen en een partij zijden lint. Toch hoopt hij deze met Gods hulp alsnog te verkopen, zodra er vraag naar is en het liefst voor hij thuiskomt. Is dat niet het geval, dan zal hij zorgen dat de koopwaar teruggestuurd wordt naar Pieter Reijsselaer. Lemetre lijdt onder de gedachte dat Pieter hem wellicht niet capabel genoeg acht om de koopwaar aan de man te brengen en daardoor in hem teleurgesteld is: ‘Het is mijn leijdt dat het soo is van uwentweegge voor deijstte reijsse dat u l[ieden] met mijn gehaeventurt [geavontuurd] hebt.’ Hij belooft zijn best te doen en sluit af met een vriendelijke groet aan Pieter en zijn hele familie.

Biografische gegevens Abraham Lemêtre
Abraham Lemetre komt in andere archivalia voor als getuige bij de doop van Lisabet Noortwijck. Dat is in de Nederduits Gereformeerde kerk van Biervliet op 19 augustus 1646. Aangenomen mag worden dat Lemetre van Biervliet afkomstig was.[1]

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)
Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.

Noten
[1] ZA, toegang 995, DTBL, inv.nr. BIE-1.

Bij deze context horen de volgende brieven: