Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?
Inhoud brief

FO008585Voormalig pakhuis van de reder IJsselsteijn aan de Nieuwe Haven 125 te Zierikzee, foto: 2016 Handelsagent Jan Schimmel Hendrikszoon schreef op 20 januari 1781 (veertien dagen voor de Engelse overname) een brief aan reder Gillis van IJsselsteijn in Zierikzee, waarin hij zijn wedervaren met de Amsterdamse kapitein Pieter Jacobi meldde. Het is duidelijk dat reder IJsselsteijn deze ook kende, maar hoe precies de verhouding tot deze schipper was wordt niet duidelijk. Jan Schimmel had Jacobi op 30 oktober 1780 geadviseerd naar Granada te zeilen met zijn goederen, omdat deze te Sint Eustatius onverkoopbaar bleken. Dezelfde dag kwam echter een schoener terug uit Granada die eerder door Schimmel Hendrikszoon met provisie naar het eiland was gestuurd met alle vracht nog aan boord. Daarop adviseerde hij de schipper naar Martinique of Guadeloupe te gaan of anders via Curaçao naar St. Domingo. De schipper gaf hierop echter te kennen dat dit zijn orders niet waren, sloeg de raad in de wind en bleef op de rede van Sint Eustatius liggen. Schimmel Hendrikszoon had hem nog wel beloofd enige duizenden euro's voor te kunnen schieten om alle vracht te verzekeren voor die bestemmingen. Uit de brief wordt duidelijk dat de handelsagent zijn handelen aan de reder IJsselsteijn wilde uitleggen zodat deze weet hoe de vork in de steel zat tussen hem en de Amsterdamse schipper Jacobi, die zijn adviezen in de wind sloeg. Hij bood dan ook zijn diensten aan Gillissen aan voor eventuele toekomstige zaken.

Biografische gegevens Jan Hendriksz Schimmel(penninck)
Jan Hendrikszoon Schimmelpenninck was de agent van de Middelburgsche Commercie Compagnie op St. Eustatius.[1] Hij was gehuwd met Maria Hensch. Zij hadden een zoon, Jan Schimmel, die te Weesp overleed op 7 mei 1847.[2]

Biografische gegevens Gillis IJsselsteijn
Gillis IJsselsteijn (Zierikzee 10 september 1751-fort St. George del Mina, 1794) was koopman en reder. Hij was getrouwd met Adriana Bal (1751-1788) waarmee hij twee kinderen kreeg: dochter Helena (1776-1848) en zoon Nicolaas Jan (2 oktober 1777-1 februari 1803), die voor de kust van Barbarije verdronk.[3] Naar beide kinderen zou hij ook twee van zijn schepen noemen.[4] IJsselsteijn was bijvoorbeeld zo handig dat hij na het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog het schip Nicolaas Jan in 1782 onder de neutrale vlag van de keizer van Oostenrijk had gebracht -waarschijnlijk met als thuishaven Oostende.[5] Daarnaast werkte hij voor de firma Heshuijsen & De Jonge. In 1780 voer bijvoorbeeld schipper Johan Willem Sextroh (zie brieven van hem) op het schip de Vrouw Catharina Jacoba waarvan Gilles van IJsselstein de boekhouder was, maar dat aan Heshuijsen & De Jonge toebehoorde. Dit schip vertok op 28 juli 1780 met stukgoed van Zierikzee met 30 bemanningsleden naar Sint-Eustatius via Curaçao. In verband met het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog werd de eindbestemming niet meer gehaald. IJsselsteijn dreef, zoals uit deze brief blijkt, naast zijn rederij ook zelf handel op het eiland.[6] Daarnaast was hij onder meer wijnkoopman, keurmeester van de meekrap, schepen (raadslid), heemraad en landrechter van Schouwen, commissaris van de Slavenbeurs van de stad en baljuw. De Vierde Engelse Oorlog bracht hem echter zoveel verlies dat hij gedwongen werd de wijk te nemen. Zo zat hij begin 1781 opgescheept met het schip Jufvrouw Odilia Wilhelmina dat in de haven van Bayonne geladen met wijn klaar lag en door de oorlog niet meer kon uitvaren, terwijl het schip al in ballast vanuit Zierikzee gevaren was.[7] Dit waren financiële lasten die doordrukten en op 26 juli 1787 werd hij aangeklaagd door Izaak van Schelven, vanwege een geprotesteerde wisselbrief.[8] Nadat hij ontslag als baljuw had genomen verliet hij op 28 april 1790 zijn woonplaats voorgoed en trok naar Amsterdam. Daar kreeg hij van de WIC een aanstelling als fiscaal op de kust van Afrika, waar hij in fort St. George del Mina werd gestationeerd. In mei 1792 zou hij daar een geschil met gouverneur-generaal Jacobus van der Veer hebben gehad. IJsselsteijn zou begin 1784 in het fort overlijden.[9]

zni 1989 11 28 005Zilveren zegelstempel van Gillis van IJsselsteijn, bron: ZB| Krantenbank Zeeland, Zierikzeesche Nieuwsbode, 28 november 1989, p. 5 De scheepskapitein en koopman Daniël Velsberg liet vier jaar na het schrijven van bovengemelde brieven, op 5 januari 1785, aan de Nieuwe Haven te Zierikzee een pakhuis met een huis ernaast (nummer 125 en 123) bouwen voor 12.000 gulden. Samen met Gillis van IJsselsteijn had hij een rederij en een handelskantoor.[10] In 2001 werd het pakhuis verbouwd tot kantoor. Uit hoofde van zijn beroep als reder bezat Gillis van IJsselsteijn een zilveren zegelstempel dat bewaard is gebleven. Dit stempel, dat op officiële brieven werd gebruikt, kwam in 1964 door schenking in het bezit van de stedelijke en oudheidkundige verzameling van Zierikzee[11] Hij verkocht op 15 juli 1782 het 200 last zware fregatschip Jufvrouw Helena voor 40.000 gulden aan zijn zakenpartner Velsberg. Een jaar eerder had hij op 1 december 1781 het schip de Eenvoudigheijd aan Cornelis van de Velde verkocht voor £Vls. 600,-.[12]

 

Biografische gegevens Daniel Velsberg 1746 - 1817
Het eerste bericht over Daniel Velsberg dateert van 1775 wanneer hij samen met zijn vrouw, Zijtje Bruijnkruijs, een testament op de langst levende laat passeren.[13] In 1777 was hij stuurman op het schip De Vrouw Hillegonda Christina. Op de terugreis van Curaçao naar Zierikzee, die hij uitvoerig beschreef, gingen bij veel rijstvaten de bodems eruit waardoor ze half leegliepen[14]. Een jaar later was hij kapitein op het schip De Juffrouw Martina. Met dit schip zeilde hij ook op Curaçao en op de terugweg werd dit schip gekaapt door de Engelsen op beschuldiging van handeldrijven met de Verenigde Staten (destijds in oorlog met Engeland). Het schip werd opgebracht naar Plymouth. Omdat er echter niets werd gevonden, werd het schip vrijgelaten en vertrok het naar Zierikzee [15]. In 1779 voer Velsberg als kapitein op het schip De Juffrouw Helena. Een bemanningslid op dat schip, die werkzaam was als derde waak, verklaarde dat er zich op dat schip goederen bevonden van twee Middelburgse heren met een waarde van £ Vls. 176:7:6 (€ 478,85). Deze dienden met 20% winst verkocht te worden.[16]. In 1782 voer Velsberg weer of nog steeds met dit schip. Nu kwam het vanaf Martinique en lag het in Brest. Verschillende kooplieden machtigden Gillis van IJsselsteijn om hun zaken te behartigen voor de goederen in dat schip.[17] Kort daarop ging Velsberg een contract aan voor een Gemeenschap van Negotie.[18]. Deze bestond tot 29 februari 1784. Vijf maanden later bleek Velsberg in Oostende te wonen getuige een koopakte met betrekking tot het schip De Juffrouw Helena uit de boedel van de firma Gillis van IJsselsteijn en Compagnie. De koopsom van het schip, dat op dat moment in Bordeaux lag, bedroeg ƒ 40.000 (€ 18.100). Velsberg beloofde in een aparte akte de verkoper te betalen als die het hem vermanende zal opleggen.[19] Velsberg bleef op de West varen en daar handel drijven. In 1784 kregen enkele mensen argwaan en zij wilden weten wat Velsberg met hun goederen had gedaan. Een van deze personen had gemerkt dat er een verschil was tussen het bedrag van een rekening en dat wat hij uitbetaald kreeg. Een kapitein beklaagde zich dat Velsberg zijn goederen rechtstreeks van de plantages kocht en dat hij zijn goederen vaak via twee of drie tussenhandelaren moest kopen.[20]. Een ander verklaarde dat hij rekeningen van de vracht met De Juffrouw Helena had overgeschreven en in opdracht van Velsberg de prijzen met 10 tot 20% moest verhogen. Dit gebeurde ook op de terugreis en Velsberg zei tegen deze klerk dat hij niet voor anderen hoeft te stelen: Als ik steel, steel ik voor mezelf,[21]. Een ander verklaarde dat hij in opdracht van Velsberg al in 1781/1782 op een reis van hetzelfde schip naar Curaçao de prijzen met 16-18% moest verhogen[22]. Over en weer beschuldigden Van IJsselsteijn en Velsberg elkaar van leugens en fraude bij het opmaken van rekeningen vooral van die betrekking hebbend op de handel met Martinique.[23]. Er deden allerlei geruchten de ronde: Velsberg zou gevangen zitten, niet meer naar Holland of Zeeland durven komen en zich tot Fransman hebben laten naturaliseren. Feit was dat Van IJsselsteijn tegen Velsberg had gezegd: Ga toch in Godsnaam maar heen, ik zal het wel uit de werels helpen. Waarop Velsberg zou hebben geantwoord: Waar donder zou ik voor vluchten? Is er dan geen recht voor mij?[24]. Een proces tegen Velsberg, aanhangig gemaakt voor het Hof van Holland en West-Friesland diende op 22 december 1784.[25] Uiteindelijk werd Velsberg op last van Van IJsselsteijn gearresteerd en tijdens die detentie verklaarde hij dat zijn bezit een waarde vertegenwoordigde van ƒ66.824,- (€ 30.237,-). Velsberg werd wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken. Op gebied van financiën stapelden de problemen zich verder op. In 1785 werd verklaard dat Velsberg 4% provisie moest betalen aan zijn verkoper Parsons, een Rotterdamse kapitein betaalde 5%. Er kwam niet veel later weer een eis om opening van zaken ten behoeve van de twee arbiters die waren aangesteld om de geschillen tot een oplossing te brengen. Er was voortdurend gesteggel over handtekeningen, papieren, levering van stukken en uiteindelijk moest de uitspraak weer uitgesteld worden. De beschuldigingen gingen over en weer.[26] In 1785 bleek "De Juffrouw Helena" in Amsterdam te liggen. Velsberg was voor één zestiende deel eigenaar van dit schip. Andere eigenaren gaven opdracht het schip te verkopen. De laatste kapitein was Pieter Cornelisse. In 1786 kocht Velsberg van Adriaan Liefbroer het beurtschip de Vrede en Vrijheid. Dit voer tussen Zierikzee en Amsterdam. Niet veel later werd de koop omgezet in huur maar ook daar wilde Velsberg onderuit omdat er kennelijk niet aan de voorwaarden was voldaan. De transactie werd in september 1786 door de verkoper ongedaan gemaakt omdat Velsberg niet had betaald.[27]. In 1789 stelde het Gerecht van Zierikzee Velsberg in het gelijk in een geschil met Gillis van IJsselsteijn. Velsberg eiste nu dat Van IJsselsteijn het geld aan zijn gemachtigde betaalde. Kennelijk was Van IJsselsteijn van plan te vluchten of in elk geval te vertrekken. Hij was benoemd tot fiscaal te Elmina. Omdat hij niet betaalde, wilde Velsberg hem laten gijzelen.[28] Ook in dat jaar was er nog een proces voor het Hof van Holland, Zeeland en West-Friesland waarin Velsberg nog steeds schipper ter koopvaardij werd genoemd. In dat jaar was er ook sprake van Velsberg als kapitein op De Jonge Daniel, De reder van dit schip vroeg Turkse paspoorten voor dit schip aan. In 1790 wil een raadslid en oud-burgemeester van Zierikzee dat een notaris Velsberg verbiedt om nog langer procedures te beginnen tegen het stadsbestuur.[29]

NG-NM-8927-AEresabel Daniël Velsberg, Collectie Rijksmuseum Amsterdam, objectnr. NG-NM-8927-A In 1791 kwam Velsberg wederom een afspraak niet na. Hij had zich tegenover reder en notaris Job Vis mondeling verbonden om altijd beschikbaar te zijn als kapitein op De Jonge Daniel. Nu waren er geruchten dat hij aangemonsterd had op het schip Les Deux Jeunes Louis.[30]. Op de vraag hoe dat in elkaar zat antwoordde hij dat er kopie werd gevraagd, ook van de akte van verbinding als schipper, waarop vervolgens schriftelijk werd geantwoord. Er bleek nog meer aan de hand te zijn: Velsberg had zich verbonden op één achtste van de waarde van de lading van De Jonge Daniel. Vis zou dit bedrag krijgen als hij er om vroeg.Verder had hij ook nog ¼ van de lading, staand op een andere rekening, verscheept met hetzelfde schip naar Bilbao. De waarde van de eerste lading van £ Vls. 808:14:8, die van de tweede ƒ 4973:14:8. Ondanks alle vragen van Vis had Velsberg maar mondjesmaat betaald en had hij nog een schuld van £ Vls. 156:17:11¾. In 1794 was Velsberg met het schip De Standvastigheid in Lissabon om er zout te laden. Bij terugkeer in de haven van Zierikzee kampte het schip met een vliegende storm en liep veel schade op. In 1795 verkocht Velsberg dit schip voor ƒ 6.000 aan Wener Courant in Triëst met goedkeuring van de reder. In 1806 was Velsberg luitenant ter zee in dienst van het Koninkrijk Holland en commandant van 's Lands vaartuigen voor Brouwershaven.[31] In 1810 was hij crediteur in de failliete boedel van Gillis van IJsselsteijn.[32] Als commandant van 's Lands vaartuigen heroverde hij op 23 maart 1804 's Lands kanoneergaljoot De Schrik. Hij kreeg hiervoor een eresabel.[33] Deze eresabel en de aanbiedingsbrief, geschreven op 6 november 1804, geschreven door D. Speeleveld, bevinden zich in het Rijksmuseum te Amsterdam.[34].

Literatuur

Archivalia
*Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Zierikzee
*Rechterlijk Archief Zeeuwse Eilanden (RAZE)

Noten

  1. ZA, 20, MCC, 1720-1889, inv.nrs. 1 Alg. Best. Correspondentie; 57, St. Eustatius; 57.8, Jan Hendriksz. Schimmel.
  2. Noord-Hollands Archief, Wie Was Wie.nl, BS Overlijden, Akte Weesp nr. 37.
  3. Krantenbank Zeeland, Zierikzeesche Nieuwsbode, 28 november 1989, pag. 5.
  4. gemeentearchief Schouwen-Duiveland, notarieel archief Job Vis, inv.nrs. 4271-319, 377 en 363
  5. gemeentearchief Schouwen-Duiveland, notarieel archief Job Vis, inv.nr. 4271-363
  6. Erik van der Doe, ‘De kaper gekaapt. Engelse post door kaperkapitein Sextroh opgebracht in Zierikzee’, in: De dominee met het stenen hart en andere overzeese briefgeheimen. Sailing Letters Journaal I (Zutphen, 2009) 104-105.
  7. gemeentearchief Schouwen-Duiveland, notarieel archief Job Vis, inv.nr. 4271-308 en 319.
  8. Gemeentearchief Schouwen Duiveland, notarieel archief Adriaan Oudesluys, inv.nr. 4284, nr. 108
  9. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, 38 handschriftenverzameling nr. 617 en Krantenbank Zeeland, Zierikzeesche Nieuwsbode, 28 november 1989, pag. 5.
  10. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, notarieel archief Johan Philipszoon de Kanter, inv.nr. 4311-23 en notarieel archief Job Vis, inv.nr. 4271-379
  11. Krantenbank Zeeland, Zierikzeesche Nieuwsbode, 28 november 1989, pag. 5.
  12. gemeentearchief Schouwen-Duiveland, notarieel archief Job Vis, inv.nr. 4271-377 en notarieel archief Adriaan Oudesluys, inv.nr. 4251-81
  13. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4241-124
  14. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4271-225
  15. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4186-125
  16. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4279-45
  17. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4274/14, 16 en 17; 4251/86-87.
  18. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4271-379
  19. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4271/377-378
  20. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4259/66, 70; 4286/85.
  21. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4286-86
  22. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4286-89
  23. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4277/156, 4286/107, 130
  24. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4311-16
  25. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4311-17
  26. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4287/22, 27, 29 en 31
  27. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4311/125-126, 4297/85, 4297/87
  28. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4317/29, 4316/134-135, 4317/29.
  29. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4276-1
  30. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4331-5
  31. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE 4323-102
  32. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, RAZE-4338-193
  33. Van der Aa, e.a., Biografisch woordenboek der Nederlanden Deel 19 (Haarlem, 1852-1878) 81. Bioportnr. 66670041
  34. Rijksmuseum Amsterdam, eresabel Daniël Velsberg, objectnr. NG-NM-8927-A
    
 

  Bij deze context horen de volgende brieven: