Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?
Inhoud brief
Uilke Baarentz schreef op 12 maart 1781 vanuit gevangenschap op de Scilly Eilanden een brief aan zijn slaapbaas Jan den Broeder en diens vrouw in de Hoogstraat in Middelburg.
Baarentz was nog wel gezond, maar sprak zijn vrees uit over de wanhoop en tegenspoed die hem trof. Hij meldde dat de kapitein was overleden en stuurman Cools zijn plaats had overgenomen en de overige officieren alle in rang gestegen waren. Zelf was Baarentz toen als derde stuurman aangesteld en had hij het timmerwerk gecoördineert. Dat zal het aanpassen van het schip hebben betroffen voor de overtocht met slaven vanuit Afrika. Daartoe werden afscheidingen gemaakt tussen de mannen- en vrouwenverblijven en werd een soort houten verdedigingsmuur opgetrokken bij het achterschip vanwaar de bemanning zich tegen opstanden van slaven kon verdedigen. Baarentz meldt dat de slaven na aankomst in Rio Demerary werden verkocht en het schip op 14 september 1780 huiswaarts zeilde. In de buurt van de Vlaamse Eilanden (de Azoren) werd het schip door stormweer zwaar beschadigd en werd op tweederde van de reis omgekeerd en opnieuw richting West-Indië gevaren. Daar werd het schip op St. Eustatius voor de sloop verkocht en werd de gehele bemanning op 30 december 1780 ontslagen. Baarentz kwam op een Hollandse snauw (een dwarsgetuigd schip met twee masten, waarvan de achterste een schuifstuk bevat) terecht waarmee hij als passagier naar Amsterdam kon varen. Het schip vertrok op 20 januari, onwetend dat de Vierde Engelse Oorlog al een maand aan de gang was. In het Kanaal aangekomen werd het schip door een kaperschip buitgemaakt. Baarentz werd voor meer dan zevenhonderd gulden van geld en goederen beroofd. De bemanning werd gevangengenomen en zat vast op de Scilly Eilanden. Baarendz vraagt of Den Broeder aan zijn ouders kan laten weten dat hij nog gezond is. Ook wil hij dat hij deze boodschap aan zijn crediteuren –schuldeisers- overbrengt. Hij verwondert zich er echter over dat Den Broeder hem geen enkele brief heeft bezorgd al die tijd. Wel vertelt hij hem nog dat kapitein Carel Breeden ziek was in januari toen hij op St. Eustatius was, maar hij mag dit absoluut niet aan diens vrouw vertellen.

De Hoogstraat omstreeks 1915, toen er nog allerlei logementen gevestigd waren, prentbriefkaart, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 12982De Hoogstraat omstreeks 1915, toen er nog allerlei logementen gevestigd waren, prentbriefkaart, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 12982
Hoogstraat
De Hoogstraat in Middelburg was gelegen aan het eind van de toenmalige haven en vlakbij het Vlissingse Wagenplein, een omgeving waar in die tijd meerdere logementen gevestigd waren.[1] Blijkens de aanhef van de brief runde Jan den Broeder het logement samen met zijn vrouw.

De Vierde Engelse Oorlog
Tussen 1688 en 1780 bestond tussen Groot-Brittannië en de Republiek meer dan negentig jaar lang een militaire alliantie met wederzijdse verplichtingen. De Republiek had zijn vloot decennialang verwaarloosd en kon daaraan eigenlijk niet meer voldoen. Daar stond tegenover dat Britse kapers en marineschepen in de vele oorlogen met Frankrijk op grote schaal neutrale Nederlandse koopvaardijschepen opbrachten. De wederzijdse irritatie bereikte een hoogtepunt toen gouverneur Laurens de Graaff in 1776 een militair saluut bracht aan het Amerikaanse kaperschip Andrew Doria op de rede van St. Eustatius. Dat was een erkenning van de VS nog voordat welk ander land dat gedaan had. De Britten ergerden zich aan de grootschalige buskruit- en wapenexport die vanuit het kleine eilandje werd bedreven met de Amerikaanse opstandelingen en ondanks Nederlandse toezeggingen ongehinderd doorgang bleven vinden. Een reeks aan incidenten leidde in de daaropvolgende jaren tot het uitbreken van de oorlog. Een belangrijke aanzet daartoe was het onderscheppen van een handelsverdrag tussen de stad Amsterdam en de VS, in geval deze onafhankelijk zouden zijn. Deze papieren werden aangetroffen bij Henry Laurens, die vanuit de VS op weg was naar de Republiek om het ambt van ambassadeur te gaan vervullen. De directe aanleiding tot de oorlog vormde de aansluiting van de Republiek bij het Verbond van Gewapende Neutraliteit met onder meer Rusland, Denemarken en Zweden. Voordat dit kon worden geratificeerd besloot Groot-Brittannië op 20 december 1780 de oorlog te verklaren. Binnen enkele maanden werden meer dan vierhonderd Nederlandse schepen buitgemaakt door de Royal Navy en Britse kaperschepen, die met honderden tegelijk de Noordzee bevolkten. Voordat een waarschuwing West-Indië had bereikt slaagde admiraal George Rodney er met een Britse vloot in om op 3 februari 1781 St. Eustatius te veroveren en alle voor anker liggende schepen op te brengen; een miljoenenstrop voor de Republiek. Ook de kolonies Suriname, Essequebo en Demerary werden ingenomen. Door de aanwezigheid van de marine bleef Curaçao wel in Nederlandse handen.
De enige zeeslag van de oorlog was die bij Doggersbank op 5 augustus 1781, die eindigde in een remise. Als er al van een slag gesproken kan worden, want feitelijk waren het niet meer dan twee eskaders van acht schepen die beide een konvooi escorteerden en elkaar troffen.
Na een korte strijd, waarbij amper andere belangrijke gevechtshandelingen plaats vonden kwam het op 26 januari 1783 tot een wapenstilstand tussen beiden landen. Pas op 20 mei 1784 werd een ongunstige vrede gesloten, waarbij de Republiek vooral in Oost-Indië gebied verloor.[2]

Literatuur Vierde Engelse Oorlog
*Johan Francke, Al die willen te kaap’ren varen. De Nederlandse commissievaart tijdens de Vierde Engelse Oorlog, 1780-1784 (Zutphen, 2019).
*Willem de Bruin, De Gouden Rots. Hoe op St. Eustatius wereldgeschiedenis werd geschreven (Amsterdam, 2019).
*Barbara Tuchman, Het eerste saluutschot. De Amerikaanse vrijheidsstrijd en de Republiek (Houten, 1988).
*Jan Willem Schult Nordholt, The Dutch Republic and American Independence / Voorbeeld in de verte. De invloed van de Amerikaanse Revolutie in Nederland  (Chapel Hill, 1982/Baarn, 1979).

Noten

  1. weblog Zeeu(uw)post over logementshouders
    [2]
    Johan Francke, Al die willen te kaap’ren varen. De Nederlandse commissievaart tijdens de Vierde Engelse Oorlog, 1780-1784 (Zutphen, 2019). Zie hoofdstuk 1.
 
    
 
  Bij deze context horen de volgende brieven: