Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Zeeslag tijdens de Tweede Engelse Oorlog, ets Wenceslaus Hollar, 1666, Collectie Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-1920-2671(a3)Zeeslag tijdens de Tweede Engelse Oorlog, ets Wenceslaus Hollar, 1666, Collectie Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-1920-2671(a3)InhoudInhoud Inhoud brief
De huisvrouw Tanneke Cats schrijft op 4 oktober 1672 aan haar man een zeilmaker Jannis Andriesen, die zich als zeilmaker ofwel aan boord van een (oorlogs)schip of in Batavia in Nederlands-Indië bevindt. Zij laat weten dat ze gezond is, en hoopt dat van hem ook. Tanneke mist haar man erg en noemt hem ‘hartenlief’. Ze bevestigd dat ze zijn brieven heeft ontvangen, waaruit ze begrepen heeft dat hij toen in goede gezondheid verkeerde. De godvruchtige vrouw spreekt meerdere keren de hoop uit dat God hen zal behoeden. Haar man schreef dat hij graag had gehad dat zij met hem meegegaan was en haar afwezigheid hem moeilijk valt. Tanneke, als gelovige, schrijft hierover dat God deze lange afwezigheid van elkaar zo gewenst heeft. Ook zij wenste echter met hem samen hebben mogen blijven, maar ze hoopt dat God hen nog eens bijeen brengen zal. Uit zijn brieven begrijpt Tanneke dat haar man een overeenkomst heeft gesloten met de predikant en zijn vrouw en met de schipper en de stuurlieden, in het bijzonder met stuurman Meersen, waarover zij zich verheugt. Tanneke bidt dat God bij hem zal zijn ‘in stormende baren’ Net als in de Republiek gaat het in de West erg slecht. Tanneke refereert hier naar de oorlog met de Engelsen en de Fransen. Ze verwacht echter nog ergere gebeurtenissen. Als voorbeeld haalt zij daarbij aan dat het land rond Cadzand en Hardenberg onder water is gezet. Tevens gaat ze uitgebreid in op de moord op de gebroeders De Wit, maar wel vanuit een erg Orangistisch perspectief. Zij geeft hen beiden er de schuld van het land in groot gevaar te hebben gebracht. Weliswaar spreekt ze haar afschuw uit over de gruwelijke wijze waarop beiden zijn vermoord, maar ze is toch van mening dat zij hun goddelijke straf hebben ontvangen. Zij haalt daarbij de zaak van Willem Tichelaar aan, die beweerde door Cornelis de Wit ingehuurd te zijn om stadhouder Willem III te vermoorden: Soo heeft Godt de Heere het quaet voornemen van desen twee gebroeders te weeten den pensijnaers De Wijt (en) de ruwaert van Puijtten nijet langer konnen verdragen, want alsoo den Prijnce van Orangen door het gewelt van de burgers tot stadhouder ende kapteijn-generael van het leger aengenomen was, so hebben sij alle mijddelen gesocht om de Prince van kandt te helpen, onder anderen soo hebben sij den berbijer van de Prijnce uitgekocht om hem het leven te benemen, maer hij kondt dat nijet doen door de wederhoudinge Godt... Nadat volgens Tanneke Johan zijn broer Cornelis uit de Gevangenpoort wilde halen zouden de inwoners van Den Haag in actie zijn gekomen en de Gevangenpoort zijn binnengevallen waarna ze de broers mee naar buiten sleepten en hen daar vermoorden: Ende sij hebden voorschreven pensenaeres De Wijt met sijn broeder ruwaert van Putten afgehaelt ende sij hebben se alle beijde doodt gesmeten ende seer sc(h)andelijck gehandelt mijtsgaders de (h)anden en nuesen en ooren ende vijngers ende teenen afgesneden soodat de vraeck Godts haer heeft gevolgt... De gang van zaken zoals Cats deze voorstelt speelde zich in werkelijkheid anders af en de moord werd georkestreerd door de jonge stadhouder Willem III zelf en onder meer Nassau-Odijk, Van Nassau-Zuilenstijn en Cornelis Tromp die een groep orangistische huurlingen opdracht zou hebben gegeven de gebeurtenissen rondom de Gevangenpoort te laten ontsporen.[1]

Dat de huisvrouw het schrift maar net machtig is bewijst het foutieve gebruik van lidwoorden en het vaak gebruiken van het woord ‘in’ daar waar ‘en’ wordt bedoeld en het gebruik van de ‘ij’ in plaats van de i in woorden waar dat volstrekt niet logisch is, zoals ‘hijer’ in plaats van ‘hier.’ De meest opvallende verschrijving is die van ‘Heijnlse’, daar waar ‘Engelsen’ wordt bedoeld en diverse andere geografische namen met een sterk afwijkende spelling. Zo heeft ze het over de stadt van Groenij(n)gen dije heef(t) lange van den buijscop van Munster begelegert geweest zijn. Zelf geeft zij eigenlijk geen enkele informatie doordat zij steeds terugkomt op Gods voorzienigheid hen beiden gezond te houden en te refereren naar wat haar man in de ontvangen brieven heeft geschreven.

Tanneke Cats en Jeannijs Drijessen
Tanneken Cats zou in 1669 onderwijzeres in Middelburg zijn geweest, helaas is niet bekend op welk onderwijsniveau, school of vakrichting dit is geweest, al zal het waarschijnlijk niet het vak Nederlands betreffen.[2] De man van Tanneke is Jannis van Drijssen. Dat kan zowel duiden op de voornaam Janis (Joanis op zijn Zeeuws) als Johannes, waarbij het eerste het meest waarschijnlijke is. De achternaam Drijessen kan duiden op Driessen, Andriesen of Andriessen. Op 15 augustus 1679 wordt in Middelburg Jannis Andriesen begraven. Het is aannemelijk dat dit de man van Tanneke Cats is geweest. Als dit zo is heeft het echtpaar aan de Haringplaats gewoond, een kort zijstraatje van de Spanjaardstraat richting de Balans.[3] De huidige bebouwing is echter eind negentiende- begin twintigste-eeuws. In de negentiende eeuw was er een meisjesschool (1816-1940) en een paardenstal en koetshuis gelegen (ca. 1885).[4] Een deel van de straat werd tijdens de oorlogshandelingen op 17 mei 1940 verwoest.

Literatuur

Noten

  1. Zie onder meer: Ronald Prud'homme van Reine, Moordenaars van Jan de Witt. De zwartste bladzijde van de Gouden Eeuw (Amsterdam, 2013).
  2. ZA, toegang 164, Verzameling Genealogische Afschriften, inv.nr. 387, via: Zeeuwen Gezocht
  3. ZA, toegang 511, Rekenkamer D, inv.nr. 59351, opgenomen in Genealogische afschriften 437, zie ook: Zeeuwen Gezocht
  4. ZB, Beeldbank Zeeland, Zie onder meer recordnrs. 14846, 20973 (foto's), 4033, 3534, 3551 (affiches).
 
 

 

 

Bij deze context horen de volgende brieven: