Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Het huis Zoutelande aan de Turfkaai 11 te Middelburg, foto: J. Francke, 3 september 2015

De in Essequibo (tegenwoordig Guyana) verblijvende Willem Cars (achternaam slecht leesbaar) schreef in (waarschijnlijk) begin 1781 een brief aan zijn zuster Maria Kok. Om de kans te vergroten dat de brief ook echt zou aankomen, noteerde hij op de enveloppe niet alleen de straatnaam, maar ook de naam van het huis, en dat huis zelf, Zoutelande, bestaat nog steeds.

Maria Kok in Zoutelande op de Turfkaai a Middelburg met vrind die G[od] geleijt

De toevoeging ‘met vriend die God geleide’ was in vele gevallen te vinden op brieven uit de tijd van de Republiek. Het waren vaak vrienden of kennissen die de post naar overzeese bestemmingen in de Oost en de West vervoerden. Deze brief werd waarschijnlijk samen met andere zeepost in begin 1781 van Essequibo verzonden. Het schrift is zeer onduidelijk en sommige woorden zijn slecht leesbaar. De samenhang voor de moderne lezer (maar daar was de brief ook niet voor bedoeld) is moeilijk te vinden. Cars somt allerlei feiten achter elkaar op. Hij had kennelijk een wissel ontvangen van zijn zus, maar deze bleek niet gedekt (geprodesdeerd) en niet inwisselbaar. Cars wilde een lading koffie naar de Republiek meegeven met kapitein Frederik Stentisman. Later schrijft hij dat hij ook twee balen koffie aan stuurman Stigman mee zou geven, als presentje voor Maria. Ook is er een order van de dokter Van Luijksberg om producten naar de Republiek te zenden. Wellicht was dit de dokter voor de verzorging van de slaven, die elke grote plantage in dienst had. Willem Cars had, zoals in een eerdere brief geschreven was, al in 1780 terug willen keren naar de Republiek met een zekere kapitein Dans, maar slaagde daar dat jaar niet meer in:

Naam van het huis Zoutelande op de deurpost, foto: J. Francke, 3 september 2015

…dat ik met Dans oover sou kome maar, sal nog een jaar moete wagte.

Misschien duurde het nog jaren voordat Cars kon terugkeren naar de Republiek. Het beroep van Cars blijft onduidelijk. Bezat hij een kleine plantage? Uit de volgende zin blijkt dat hij vier slaven heeft gekocht en zijn eigen werkzaamheden kon hervatten:

Ik heb nog vier slave gekogt. Die koste mijn ruym tweeduijsent vijfhondert gulde[n] en kan nu mijn werk braaf voortsette.

Naam van het huis Zoutelande op de deurpost, foto: J. Francke, 3 september 2015Was het een tijd van crisis en kwamen er bijna geen slaven of goederen meer in de overzeese gebiedsdelen binnen? Immers, 2.500 gulden voor vier slaven was beslist duur. Een mannelijke slaaf kostte grofweg tussen de 350 en 650 gulden zodat Cars diep in de buidel heeft moeten tasten. Cars belooft zijn zus vervolgens dat hij haar spoedig weer zal schrijven als Tinke (wellicht een andere kolonist of kapitein) naar de Republiek vertrekt. Het huis Zoutelande aan de Turfkaai in Middelburg, waar Maria Kok woonde, was een herberg. In het lootjesboek van het Onze Lieve Vrouwegasthuis uit 1786 wordt de slaapbaas Jacob Kok genoemd,[1] maar vier jaar later in 1790, is Willem Hessels er slaapbaas. Op 11 april 1789 overleed ene Johanna Catharina Kok ‘wonende op de Turfkaai’ en zij werd op het Westkerkhof van de stad begraven.[2] Zeer waarschijnlijk gaat het hier om de Maria Kok uit de brief of haar zuster of dochter. Zoutelande werd in maart 1802 verkocht voor £Vls. 130 (€ 353) en vier jaar later, op 14 februari 1806, met flinke winst voor £Vls. 165 (€ 448). Hier ligt een uitdagende uitzoekopdracht: wie waren Stentisman, Stigman, Dans, Tinke en Luijksberg? Of was die laatste een plantagenaam? Woonde Willem Cars zelf ook in Middelburg? Bezat hij meer slaven? Is hij ooit teruggekeerd? Hoe zat het precies met de familie Kok en hun herberg?

De Vierde Engelse Oorlog
Tussen 1688 en 1780 bestond tussen Groot-Brittannië en de Republiek meer dan negentig jaar lang een militaire alliantie met wederzijdse verplichtingen. De Republiek had zijn vloot decennialang verwaarloosd en kon daaraan eigenlijk niet meer voldoen. Daar stond tegenover dat Britse kapers en marineschepen in de vele oorlogen met Frankrijk op grote schaal neutrale Nederlandse koopvaardijschepen opbrachten. De wederzijdse irritatie bereikte een hoogtepunt toen gouverneur Laurens de Graaff in 1776 een militair saluut bracht aan het Amerikaanse kaperschip Andrew Doria op de rede van St. Eustatius. Dat was een erkenning van de VS nog voordat welk ander land dat gedaan had. De Britten ergerden zich aan de grootschalige buskruit- en wapenexport die vanuit het kleine eilandje werd bedreven met de Amerikaanse opstandelingen en ondanks Nederlandse toezeggingen ongehinderd doorgang bleven vinden. Een reeks aan incidenten leidde in de daaropvolgende jaren tot het uitbreken van de oorlog. Een belangrijke aanzet daartoe was het onderscheppen van een handelsverdrag tussen de stad Amsterdam en de VS, in geval deze onafhankelijk zouden zijn. Deze papieren werden aangetroffen bij Henry Laurens, die vanuit de VS op weg was naar de Republiek om het ambt van ambassadeur te gaan vervullen. De directe aanleiding tot de oorlog vormde de aansluiting van de Republiek bij het Verbond van Gewapende Neutraliteit met onder meer Rusland, Denemarken en Zweden. Voordat dit kon worden geratificeerd besloot Groot-Brittannië op 20 december 1780 de oorlog te verklaren. Binnen enkele maanden werden meer dan vierhonderd Nederlandse schepen buitgemaakt door de Royal Navy en Britse kaperschepen, die met honderden tegelijk de Noordzee bevolkten. Voordat een waarschuwing West-Indië had bereikt slaagde admiraal George Rodney er met een Britse vloot in om op 3 februari 1781 St. Eustatius te veroveren en alle voor anker liggende schepen op te brengen; een miljoenenstrop voor de Republiek. Ook de kolonies Suriname, Essequebo en Demerary werden ingenomen. Door de aanwezigheid van de marine bleef Curaçao wel in Nederlandse handen.
De enige zeeslag van de oorlog was die bij Doggersbank op 5 augustus 1781, die eindigde in een remise. Als er al van een slag gesproken kan worden, want feitelijk waren het niet meer dan twee eskaders van acht schepen die beide een konvooi escorteerden en elkaar troffen.
Na een korte strijd, waarbij amper andere belangrijke gevechtshandelingen plaats vonden kwam het op 26 januari 1783 tot een wapenstilstand tussen beiden landen. Pas op 20 mei 1784 werd een ongunstige vrede gesloten, waarbij de Republiek vooral in Oost-Indië gebied verloor.

Bronnen
*
Johan Francke, Al die willen te kaap’ren varen. De Nederlandse commissievaart tijdens de Vierde Engelse Oorlog, 1780-1784 (Zutphen, 2019). Zie hoofdstuk 1.
*
Middelburgdronk.nl  

Noten

  1. Middelburgdronk.nl
  2. ZA, Rekenkamer D, 60471

 
 

 Bij deze context horen de volgende brieven: